Toen ik onlangs door het Noordeinde liep, zag ik tot mijn grote spijt dat mijn favoriete Leidse pizzeria het veld had moeten ruimen. Het cadeaupapier waarmee het raam was dichtgeplakt, was bedrukt met een misplaatst vrolijk Disney-printje. ‘Wegens overname voor onbepaalde tijd gesloten,’ aldus het zakelijke briefje op de ruit.
Ik dacht aan de twee uiterst innemende, ietwat klunzige mannetjes die Ristorante Venezia zo’n twee jaar hadden bestierd. Meer dan eens waren ik en mijn disgenoten hier de enige gasten geweest. Mistroostig staarde de ober dan naar buiten, waarna hij ons met authentiek Italiaanse tongval en veel gebaren op de mouw poogde te spelden dat het normaal gesproken véél drukker was. De voorspelbare, mierzoete italopop in het restaurant werd meestal overstemd door de radio in de smetteloze, halfopen keuken, waar de kok verveeld zijn toch al glimmende fornuis nog maar eens oppoetste. En als het wat onhandige serveermeneertje de wijn bijschonk, deed hij dat zelden zonder morsen… Ik zal ze missen, die vriendelijke ventjes van Venezia.
Op de een of andere manier schijn ik een voorliefde te hebben voor restaurantjes die het uiteindelijk niet weten te rooien. Eetcafé Chaplin, eveneens aan het Noordeinde, of Slingers op de Hogewoerd bijvoorbeeld. Mijn enthousiasme is dus zeker geen garantie voor succes – en omgekeerd, want er zijn ook tenten die elke dag vol zitten, maar waar ik na een teleurstellende avond nooit meer een voet binnen zet. Smaken verschillen, heet het dan, en dat geldt natuurlijk ook voor de Leidse horeca.