Ontwerpers kunnen van alles beweren, en dat doen ze dus ook. Wat dat betreft zijn het net columnisten. Alleen wordt wat ontwerpers beweren opvallend vaak serieus genomen, en daar gaat de vergelijking met columnisten meteen al weer mank – ten onrechte, want ook ontwerpers kramen toch meer dan eens de grootst mogelijke onzin uit. Neem nu de Delftse ingenieur René Bubberman, die mij vorige week een heuse nachtmerrie wist te bezorgen.
De boze droom speelde zich af in uw en mijn Leiden. Ik kuierde wat over de Breestraat en plotseling kwam daar Thomas de stoomlocomotief voorbij tuffen. U kent Thomas? Dat is een blij, blauw treintje dat zo vrolijk kijkt dat zelfs EO-boegbeeld Arie Boomsma er nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Kinderen vinden Thomas leuk, ik vind hem vooral kinderachtig – zo gaat dat met kinderdingen. Thomas, het speelgoedtreintje, veranderde onze historische binnenstad breed grijnzend in de hel op aarde: een pretpark.
Vaak is het onduidelijk waar dit soort curieuze dromen vandaan komen, maar in dit geval wist ik het precies: de eerder genoemde ingenieur had namelijk de dag ervoor zijn deskundige kijk op onze RijnGouweLijn uiteengezet. Als die sneltram er maar een beetje lief en vriendelijk uitziet, dan krijg je het ding de tegenstribbelende Leidenaren wel door de strot geduwd, luidde zo ongeveer Bubbermans betoog. Noem mij een ongelovige Thomas, maar mij lijkt dat lulkoek! Alsof Osama Bin Laden plots een getapte jongen is als hij twee klompjes in zijn baard zou vlechten. Ik heb sterk de indruk dat de Delftse ingenieur de Leidse bevolking danig onderschat. Een nee wordt hier nooit een ja, al was het maar uit koppigheid. En bovendien zal een wolf in schaapskleren hier binnen de kortste keren als zodanig worden ontmaskerd. Leer mij mijn stadsgenoten kennen!