Vorige week kreeg ik een reactie op mijn column. Dat is meer dan gemiddeld, want meestal kan heel Leiden zich vinden in wat ik hier schrijf. De tekst van het mailtje luidde (en ik citeer het epistel in z’n geheel): ‘column bevat fout’. Nu wist ik dat al. Sterker nog: de column van vorige week bevatte twee fouten. En nog sterker: er stond zelfs een verkeerde titel boven. Maar goed, daar gaat het nu niet om. De schrijver van het mailtje ging er blijkbaar vanuit dat ik nu mijn eigen tekst zou gaan afstruinen, op zoek naar de fout die hij gevonden had, maar me niet uit de doeken wilde doen. Dat is zoiets als een agent die een bekeuring uitschrijft met de tekst ‘zie wetboek van strafrecht’. Of een docent Nederlands die een opstel met een onvoldoende erboven retourneert met de tekst ‘zie Van Dale’.
Zolang het gaat om het terechtwijzen van een falende columnist, is er weinig aan de hand – die heeft toch niets beters te doen dan zijn eigen columns nog maar eens terug te lezen. Maar van de gemeente Leiden mag je toch meer verwachten. 450 winkelpuien in de binnenstad en in ons verder zo schilderachtige stationsgebied blijken niet te voldoen aan de nieuwe regels. De betreffende middenstanders kregen een brief met de strekking ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’. Want wat er dan precies niet deugde, dat moesten ze zelf maar even opzoeken, in het niets aan duidelijkheid te wensen overlatende ‘Modellenboek Gevelreclame’.
Leuk, zo’n puzzeltje. De gemiddelde middenstander in onze bruisende stad verveelt zich bij gebrek aan klandizie doordeweeks toch de tandjes. Pieter van Woensel, de verantwoordelijke wethouder, weet van de prins geen kwaad en is van mening dat met de weinig specifieke brieven voldoende service wordt verleend. Het is maar goed dat hij geen winkel runt…
Hij is echt goed en duidelijk.