‘We hebben goud,’ zei ik, toen Marianne Vos vorige week Olympisch kampioen werd bij de puntenkoers. Terwijl ik een dag ervoor nog had gezegd dat ‘ze’ (de baanwielrenners) er in Beijing niets van bakten. Het is een bekend gegeven: we winnen, en ze verliezen. Hoewel ik zelf nog maar zelden op een fiets zit en de regels van die puntenkoers niet eens ken, hadden ‘we’ dus goud.
Op een wereldranglijst van tweeduizend universiteiten staan we zesenzeventigste. We? Jazeker, de universiteit van Leiden is volgens een onderzoek van de Jiao Tong University uit Shanghai na Utrecht de tweede universiteit van ons land (zilver!) en de drieëntwintigste van Europa. Van oudsher gaan de autochtone Leidenaar en de student lastig samen door één deur, maar met dit aansprekende resultaat zou er toch best sprake mogen zijn van een feestelijk ‘we’-gevoel in onze Sleutelstad.
Welke waarde aan dit onderzoek moet worden gehecht, valt echter nog maar te bezien, want de universiteit uit Shanghai komt zelf in de top 200 niet eens voor. De prutsers! Waar het bij Nederlandse universiteiten in de eerste plaats om onderwijs en in mindere mate om onderzoek gaat, ligt de nadruk in het Chinese onderzoek juist vooral op onderzoeksresultaten: het aantal publicaties dat de medewerkers op hun naam schrijven en het aantal wetenschappelijke onderscheidingen dat zij in de wacht slepen, dát zijn de factoren die tellen. Het onderwijsniveau telt niet mee, terwijl ik toch aan den lijve heb mogen ondervinden dat de meest publicerende wetenschappers niet per definitie de beste docenten zijn. Ik stel dus voor dat ze in China ook het aantal publicaties van afgestudeerden gaan meetellen. Met de 52 columns per jaar die alleen ik al voor mijn rekening neem, moeten we volgend jaar toch nog wel wat plaatsen kunnen stijgen…