Maandelijks archief: maart 2009

Witte mannen

In 1987 al bezong De Dijk – onlangs trad zanger Huub van der Lubbe nog solo op in het met sluiting bedreigde LAK-theater – onze door blanke mannen gedomineerde samenleving. En hoewel de verkiezing van Barack Obama change leek in te luiden, blijven de meeste blanke mannen, in opspraak of niet, onverstoorbaar zitten waar ze zitten. ‘Je kan hem niets maken, maar je weet dat het niet klopt,’ aldus De Dijk in ‘Blanke man’.

‘Witte man mag blijven,’ kopte De Telegraaf dan ook, daags nadat minister Ter Horst aan tafel bij Pauw en (hoe kan het ook anders) Witteman nog had aangegeven dat zij het absoluut niet eens was met de benoeming van een blanke man als politiecommissaris bij onze Zuid-Hollandse zuiderburen. En ook in ons eigen Leiden mocht Marc Witteman blijven zitten, ondanks de dubieuze rol die de wethouder speelde bij de aanbesteding van de uitbreiding van de Stadsgehoorzaal. Witteman bekende schuld, betoonde spijt, maar trad niet af. Vorige week richtte D66 nog eens met scherp op het aangeschoten wild, door in het openbaar te betwijfelen of de wethouder het contract met de aannemer wel had mogen tekenen: bij dergelijke bedragen zou slechts de handtekening van de burgemeester rechtsgeldig zijn. Wordt – net als de eindeloze opbouwmissie tussen Breestraat en Aalmarkt – ongetwijfeld vervolgd.

‘Niet dat dat hem schelen kan, want hij eet er lekker van,’ zong van der Lubbe. Een klein berichtje in de marge van het door de crisis bepaalde wereldnieuws toonde vrijdag aan dat er toch ook in ons land kleine barstjes lijken te ontstaan in de sinds het koloniale tijdperk heersende dominantie van al die witte mannen: minister Plasterk heeft het LUMC opgedragen het in de negentiende eeuw buitgemaakte hoofd van koning Badu Bonsu II terug te geven aan Ghana. Dat is alvast iets…

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Gevoelsduur

We hebben er weer een Leidse kraker bij, en nee, dan heb ik het niet over woningzoekenden die zich doorgaans aan de linkerzijde van het politieke spectrum bevinden. ‘Het referendumlied’ heet het lied dat ene Tierelier in nauwe samenwerking met de Leidse afdeling van D66 maakte. Anderhalve week geleden werd het ten doop gehouden. Niet in café De Tregter, zoals overal was aangekondigd, maar in café Storm, waarnaar D66 pas op het laatste moment was uitgeweken. Vermoedelijk probeerde men zo een al te massale opkomst te voorkomen.

Het banier aan de gevel van de kroeg in de Pieterskerk-Choorsteeg doet vermoeden dat het bij de eerste noemenswaardige windvlaag aan flarden waait, en vorige week zaterdag liep het er ook niet echt. Storm, bedoel ik. Op de dag dat de Democraten tijdens het partijcongres in Rotterdam voorzichtig vierden dat ze in de peilingen op 19 zetels stonden, kwamen er in Leiden niet veel meer dan 19 belangstellenden naar het nummer over de RijnGouweLijn luisteren.

Zowel tekstueel als muzikaal zit ‘Het referendumlied’ best aardig in elkaar. Net als bijvoorbeeld ons volkslied. Maar hoe patriottisch je ook bent ingesteld: als je achter elkaar, zonder pauze, alle vijftien coupletten van het Wilhelmus voor je kiezen krijgt, wordt zelfs dát op den duur een tikje langdradig. Vier minuut vierenvijftig duurt het clipje op YouTube, maar zoals je je soms lelijk kunt vergissen in de temperatuur en je je in de luren laat leggen door wat meteorologen de ‘gevoelstemperatuur’ noemen, lijkt ‘Het referendumlied’ wel een minuut of dertig te duren. En dat is wat mij betreft veel en veel te lang. Als de Tierelier het oeverloze debat over de lightrailverbinding in het lied muzikaal gestalte heeft willen geven, dan is hem dat wat de gevoelsduur betreft dus in elk geval gelukt.

2 reacties

Opgeslagen onder Column

Slecht zicht

‘Wat ga je zien?’ vroeg iemand toen ik vorige week vertelde dat ik die avond naar de Leidse Schouwburg zou gaan. ‘Waarschijnlijk geen fuck,’ antwoordde ik, refererend aan de naam van de band, die zich volgens wilde verhalen in 1972 noemde naar de hoeveelheid zaad die vrijkomt bij een gemiddelde ejaculatie. 10cc dus. Het concert van de Britse formatie was nagenoeg uitverkocht, en dus zat ik noodgedwongen voor 80 dubbeltjes op de vierde rang. In de wandelgangen van het theater worden deze stoelen ook wel ‘de luisterplaatsen’ genoemd.

Alsof je vanaf het tweede balkon meekijkt over de schouders van de mopperende muppets zie je maar een klein deel van het podium. Toch hoort u me niet klagen. Het geluid was prima, als je ging staan zag je al veel meer, en wat is vandaag de dag nu nog acht euro (inclusief drankje en garderobe)? Ik heb voor bijna veertig euro ook weleens met mijn rug tegen de bar gedrukt in een te volgepakte Melkweg gestaan, waarbij het concert dankzij drukte en rumoer totaal langs me heenging. Nee, dan is zo’n comfortabele Leidse luisterplaats zo gek nog niet. Zeker niet omdat 10cc ook nog eens de sterren van de hemel speelde. ‘I don’t like Leiden – I love it!’ zongen de oude muzikanten aan het einde van hun wereldhit ‘Dreadlock Holiday’. Muzikaal stonden ze meer dan hun mannetje, maar van een oogverblindend schouwspel was sowieso geen sprake. Al zat je op de eerste rij.

Ik heb vorige week dus meer dan genoeg gezien. Zolang het geen moderne dans of andere visuele theatervormen betreft, zit je op die luisterplaatsen echt uitstekend. Alleen waarom de Leidse Schouwburg voor elk kaartje dat je koopt, zelfs gewoon aan de kassa, een euro aan administratiekosten in rekening brengt en niet gewoon de kaartjes een euro duurder maakt, dat zie ik nog altijd niet…

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Rimpelingen

Wat krijg je als je een jaar lang elke dag twee foto’s maakt: één van de Lakenhal, en één van de weerspiegeling van het museumgebouw in het water van de Oude Vest? Dan levert die dwangneurose je 730 nietszeggende foto’s op, denkt u misschien. Dat dacht ik ook. Welnu, daar hebben we dan volkomen gelijk in, zo bewijst het boekje ‘Standpunt Lakenhal’, waarvoor kunstenares Marlies van Boekel 60 setjes selecteerde. Zelden heb ik zoiets zinloos in handen gehad. Om dit te zien heb ík geen kunstenares nodig, die op haar beurt weer een camera nodig zegt te hebben gehad om de schoonheid van weerspiegelingen te leren zien.

Net als echte kunst zet het boekje van 10 bij 15 centimeter wel aan tot nadenken. Heeft Marlies los van de personen uit het dankwoord soms geen vrienden, die haar hebben uitgelegd dat dat eeuwige gefotografeer nog tot daaraan toe is, maar dat op zo’n boekje echt niemand zit te wachten? En is er niemand die bedacht heeft dat je, als je dan toch zo nodig een boekje wilt uitgeven, de foto’s ook 90 graden had kunnen roteren, zodat de plaatjes van museum en weerspiegeling onder elkaar zouden komen te staan (als je ook het boekje een kwartslag draait althans)? En waarom ontbreekt een foto van 3 oktober, de enige dag in het jaar dat de plaats delict er dankzij de warenmarkt daadwerkelijk even heel anders uitziet?

Maar de meest evidente vraag blijft: ‘Wie Koopt Dit?!’ Het schijnt dat Van Boekel bij De Kler sinds het verschijnen van ‘Standpunt Lakenhal’ elke dag een foto maakt van het nog altijd onaangeroerde stapeltje winkeldochters. Ik zou zeggen: keil de boekjes één voor één in de gracht, ga met je camera helemaal los op de rimpelingen en maak dan daar weer een boekje van. Want dat lijkt toch de essentie van dit soort kunst, dat je jezelf een beetje bezighoudt.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column