Vrijdagmiddag arriveerde er met veel tamtam een door twee motoragenten geëscorteerd geldtransportwagentje bij Naturalis. In de wagen bevond zich een houten kistje, en in dat kistje zat… een hoofd. Het ging om een in Georgië gevonden schedel die afgerond naar boven twee miljoen jaar oud is. Wetenschappers staan voor een raadsel. Ten eerste verbazen ze zich over de kleine hersenpan van de prehistoriër en ten tweede hadden ze de kop eerder in Afrika dan in Europa verwacht – ook 1,8 miljoen jaar geleden blonken Afrikanen blijkbaar al uit in duurlopen.
Het is de charme van wetenschap: één vondst en bibliotheken vol theorieën kunnen bij het oud papier. De keerzijde van die medaille is dat die oude kop nu helaas nauwelijks tot de verbeelding spreekt: de Georgiër heeft ook geen naam, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de veel oudere oermens Lucy, die in 1974 in Ethiopië werd gevonden. Zullen we D2700 – zoals hij prozaïsch werd gedoopt – zolang hij in Leiden verblijft gewoon George noemen? Als het een man is althans, want zelfs dat is de vraag.
Wie het hoofd van George de Georgiër in Naturalis gaat bekijken ziet dus slechts een anonieme schedel, zonder verhaal en ook niet op z’n Hirsts opgepimpt met geinige glimmertjes. Wat dat betreft was er meer lol te beleven aan Badu Bonsu II – en nee, dat is niet de naam van de nieuwe Leidse Prins Carnaval, maar van een 19e-eeuwse Ghanese koning wiens afgehouwen hoofd zich tot juli van dit jaar met huid en haar in een pot sterk water in het archief van het LUMC bevond. Badu is mede dankzij de inspanningen van schrijver Arthur Japin inmiddels weer thuis, en ook George zal eind februari weer op huis aan gaan. Naar het schijnt kun je hem als je goed luistert af en toe een liedje horen neuriën. Welk liedje? ‘Georgia on my mind’ natuurlijk!
Als het maar geen Georg-aniseerde chaos wordt daar in Leiden!