Twee weken geleden sprak ik in deze column de verwachting uit dat de nieuwe wijk Groenoord – waarvoor de Groenoordhallen het veld moeten ruimen – er niet zou komen. Nog diezelfde dag maakte de gemeente Leiden bekend garant te zullen staan voor de realisatie van dit project. Ik geef het eerlijk toe: de mogelijkheid dat de wijk – waar nieuwe bewoners gelokt worden met een sloep – er alsnog komt omdat Leiden schijnbaar bereid is via een garantstelling flink het schip in te gaan, had ik niet kunnen, durven en willen bedenken.
Een stad die de komende jaren tientallen miljoenen moet bezuinigen – honderden euro’s per inwoner – stelt dus geld beschikbaar voor de bouw van woningen waarnaar meer dan een jaar nadat de eerste huizen van deze Sloepenwijk in de verkoop zijn gegaan nauwelijks vraag blijkt te zijn. Omdat ze simpelweg te duur zijn, maar ook omdat de afdeling verkoop er met de pet naar lijkt te gooien. Potentiële kopers worden niet uitgenodigd voor verkoopbijeenkomsten, de website wordt nauwelijks geüpdatet en per e-mail gestelde vragen worden slechts beantwoord door naar deze site te verwijzen, zo bleek uit reacties die ik naar aanleiding van mijn vorige column over Groenoord ontving.
Maar ja, wat zou je je ook druk maken als de gemeente uiteindelijk het gelag betaalt? Ik mag toch aannemen dat Leiden wel voorwaarden stelt aan de garantstelling en de projectontwikkelaar tot aantoonbare inspanningen verplicht voor wethouder Robert Strijk onze gemeentelijke schatkist van het slot draait. Of fungeert de stad slechts als doorgeefluik van de meer dan een miljoen euro subsidie die vanuit Den Haag in het kader van de crisismaatregelen tegemoet mag worden gezien? Groenoord als werkverschaffingsproject, net als de Leidse Hout in de jaren dertig. Oude tijden herleven…