Leiden moet aan de lijn. Los van een flinke bezuinigingsronde is ook de aanleg van de RijnGouweLijn onontkoombaar. Dat is althans wat de commissie HOV, onder leiding van D66-prominent Boele Staal vorige week concludeerde. Het Eerste-Kamerlid van de Democraten staat hiermee lijnrecht tegenover Paul van Meenen, fractievoorzitter van de Leidse afdeling van de partij.
Hij. Komt. Er. Niet! Ik hoor het Van Meenen in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 1 maart nog roepen. Inderdaad, dacht ik toen, hij komt er niet, die stem op D66. Het gezonde verstand dat de partij landelijk wat mij betreft kenmerkt, leek in Leiden opnieuw ver te zoeken. Meende Van Meenen wat hij daar riep, en dacht hij écht dat de Leidse handtekening onder de overeenkomst met de provincie zomaar ongedaan gemaakt kon worden? Of probeerde hij met zijn stellige stellingname tegen de RGL welbewust en tegen beter weten in slechts stemmen te winnen?
Dat laatste is hem in elk geval gelukt. In augustus presenteerde Leidens grootste partij – opnieuw met een bedenkelijke zelfverzekerdheid – negen opzegopties. De vertraging van het project zou zo’n ontbindende voorwaarde in de overeenkomst zijn. Maar wanneer je hier als gemeente in belangrijke mate zelf debet aan bent is dat net zoiets als je bij je huisbaas beklagen over lekkage nadat je zelf de kraan vergat dicht te draaien. Zeven maanden na de verkiezingen heeft Van Meenen afgaande op het rapport van de commissie Staal veel uit te leggen. Aan heel veel teleurgestelde kiezers ook, want dat is dan weer het nadeel van een grote achterban. Daags nadat we ons op 4 oktober nog even ongeremd tegoed kunnen doen aan hutspot, haring en wittebrood, bepaalt het college van B&W zijn standpunt, en dat laat zich raden: we moeten aan de lijn. Hij. Komt. Er. Toch…