Maandelijks archief: december 2010

Glazen plafond

Als de rest van Nederland dicht is, brandt er in Brabant nog licht. Dat zong Guus Meeuwis vorige week tijdens het afsluitende concert van Serious Request. Bij die ‘rest van Nederland’ zag ik vooral mijn eigen stad voor me. De drie dj’s in het Glazen Huis haalden in Eindhoven 7,1 miljoen euro op, en op de een of andere manier betwijfel ik of de editie van 2011 in Leiden even succesvol gaat worden.

Het plein rond het Glazen Huis was dag en nacht bevolkt. Zou dat volgend jaar in Leiden net zo zijn? Of komt ons stadsbestuur weer met iets als een nachtelijk samenscholingsverbod op de proppen? Zelfs tijdens Leidens Ontzet gelden er strikte regels als het gaat om sluitingstijden en geluidsvolume, en vorige week werd duidelijk dat daar – omdat die regels niet gehandhaafd kunnen worden – nieuwe beperkingen bij gaan komen. ‘Geluidsoverlast’ kan namelijk wel worden gemeten, maar omdat de podia te dicht bij elkaar staan kan de overtreder niet worden bepaald. Volgend jaar mag er binnen een straal van 75 meter van een bandje daarom geen ander bandje spelen.

Het staak haaks op het goede voornemen uit 2007 om tot minder regeltjes te komen, maar goed, ook het gros van onze particuliere goede voornemens is medio januari al niets meer waard. We sluiten het jaar in de risicogebieden Zuid-West en Noord ook al af met een raadsverordening die (ik citeer) ‘de grondrechten beperkt’. Dat in deze verordening letterlijk staat dat deze vrijwel identiek is aan die van 2010-2011 lijkt me een gevalletje ambtelijke slordigheid, maar dit terzijde. Laat ik voor 2011 tenminste de wens uitspreken dat Serious Request op de Beestenmarkt niet doodgereguleerd wordt: geen glazen plafond voor het Glazen Huis dus. Want wat spontaniteit en gezelligheid betreft kunnen we hier van Brabant nog veel leren!

Advertentie

1 reactie

Opgeslagen onder Column

Krampachtig

In de laatste weken van het jaar staat op de nationale radio behalve het Glazen Huis (volgend jaar in Leiden!) ook de Top 2000 centraal. Deze lijst draait niet om verkoopcijfers maar om kwaliteit, iets wat in een tijd waarin forse bezuinigingen kunstenaars ertoe dwingen hun talenten commercieel in te zetten op zijn minst verfrissend te noemen is. Maar hoe maak je commerciële kunst en creëer je muziek, films of schilderijen die een groot publiek aanspreken? Wordt het niet heel krampachtig als je de roeping een boek te schrijven plots vergezeld ziet door de plicht er dan ook meteen maar een bestseller van te maken?

In dat verband is ‘De Commercial’ een boeiend experiment. Deze onlangs verschenen thriller is geschreven door de mij onbekende Leidenaar Harry Kramp. Zijn werk bleek ik wel te kennen: Kramp is een gelauwerde copywriter die tekende voor ijzersterke slogans als ‘Melk de witte motor’ en ‘Op een dag drink je geen bier meer, maar drink je Grolsch’. Het boek speelt zich dan ook af in de reclamewereld en bij het schrijven ervan is de debutant op dezelfde wijze te werk gegaan als bij het in de markt zetten van een nieuw product, zo las ik in De Pers.

Van het vertelperspectief (de ik-vorm) tot de plek waar het verhaal zich afspeelt (de Chileense havenstad Valparaiso) en zelfs de doseringen geweld en seks zijn afgestemd op de voorkeuren van het beoogde lezerspubliek. En ja, dan dringen zich toch twee vragen op: ‘Wordt het een bestseller?’ en belangrijker: ‘Is “De Commercial” een goed boek?’. Dat eerste moet nog blijken en ook op de tweede vraag heb ik geen antwoord. Want hoewel Hollywood niet heel anders opereert, voel ik toch enige weerstand bij een thriller die door de Leidse auteur al dan niet krampachtig is aangepast aan mijn vermeende smaak. Ouderwets hè?

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Mooie woorden

Gisteren werd onthuld welk woord tot Woord van het Jaar 2010 is gekozen. Omdat deze krant toen al van de pers rolde, kan ik u dus niet vertellen wat de opvolger van Bokitoproof (2007), swaffelen (2008) en ontvrienden (2009) geworden is. Ik verwacht – met de kennis van nu – dat ‘knetterrechts’, ‘daggeren’ en ‘knoflookcrisis’ tenminste hoge ogen zullen hebben gegooid. Zelf heb ik een voorkeur voor het laatste woord, dat verwijst naar de economische crisis die ontstond in Zuid-Europa, waar men per hoofd van de bevolking nu eenmaal meer knoflook eet dan in onze contreien.

Even dacht ik dat de Leidse media op de valreep nog woorden wilden aandragen voor de door de Van Dale georganiseerde verkiezing. Maar de woorden ‘piskijker’ en ‘koekvrijer’, die ik de afgelopen weken signaleerde, bleken geen zogenaamde neologismen te zijn, maar de tot de verbeelding sprekende titels van twee doeken van Jan Steen, die de Lakenhal onlangs in bruikleen kreeg. Museumstukken dus, en niets nieuws onder de zon.

In de berichtgeving over de prijzige, in de voormalige Meelfabriek te realiseren woningen was sprake van een ‘yuppenpaleis’, en dat is dan wél weer een woord dat als Woord van het Jaar geen gek figuur zou hebben geslagen. Maar mijn favoriete woord uit de Leidse actualiteit is toch het creatieve (maar niet geheel nieuwe) ‘weesfiets’. Een weesfiets is een rijwiel dat lang achtereen op dezelfde plek staat en dat door de rechtmatige eigenaar blijkbaar afgedankt of uit het oog verloren is. Weesfietsen worden deze maand door de gemeente ‘opgeruimd’, aldus het onheilspellende bericht. Dat echter ook de weesfiets een museumstuk kan zijn, bewijst men in Groningen. Bij wijze van ‘knetterlinkse hobby’ staat daar, op hún Vismarkt, momenteel een kerstboom die geheel van fietswrakken is gemaakt.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

www.orst.nl

Toen ik in de jaren zeventig aan de Leidse Rijn & Schiekade opgroeide, kwamen daar een bakker, een groenteman, een kaasboer, een melkboer en een soort Schlecker op wielen (door ons om onduidelijke redenen ‘de olieboer’ genoemd) aan de deur. Deze rijdende middenstand is in de loop der jaren bij gebrek aan klandizie nagenoeg geheel uit het straatbeeld verdwenen: de consument werd prijsbewuster en mobieler, en het aanbod van supermarkten werd als het om versproducten gaat steeds voordeliger, beter en uitgebreider.

Deze laatste ontwikkelingen hebben ook talloze gespecialiseerde winkels de kop gekost: bakkers, groenteboeren en viswinkels zijn in het centrum van onze stad vandaag de dag helaas nog maar dungezaaid. Gelukkig hebben specialisten als kaashandel Van Boheemen aan de Lange Mare en slagerij Van der Zon aan de Haarlemmerstraat te midden van de telco-, schoenen-, keten- en kledingwinkels het hoofd vooralsnog boven water weten te houden, al zal dat ongetwijfeld allerminst vanzelf zijn gegaan.

Nico Dijkshoorn schreef niet zo heel lang geleden een gedicht over hoe hij weer in een klein jongetje veranderde toen hem bij Van der Zon gevraagd werd of hij wellicht een stukje worst bliefde. En wat is het ook een prachtig bedrijf! Wekelijks worden er op ambachtelijke wijze de mooiste producten vervaardigd op basis van de overzichtelijke inkoop van 1 à 2 hele koeien en 3 à 4 varkens. Hoe puur en eerlijk wil je het hebben? Toch ontkomt ook deze traditionele, al 65 jaar aan de Haarlemmerstraat gevestigde familieslagerij niet aan creatief en modern ondernemen. Met een filiaal op internet bijvoorbeeld, waar klanten vanuit de Leidse regio sinds kort hun vlees kunnen bestellen. Ik ben benieuwd of je er als de bestelling wordt thuisbezorgd ook een stukje worst bij krijgt…

1 reactie

Opgeslagen onder Column

Corantijnstraat

Twee weken geleden vertelde ik u over de relatie tussen Leiden en Egypte, het land waar ik op dat moment vakantie vierde. Tijdens onze laatste reis door het zuiden van dit land bleek dat eens te meer. Op dag twee van onze 5-daagse cruise over het Nassermeer passeerden we de plek waar ooit ‘onze’ Taffeh-tempel stond. Niet dat daar veel te zien was, want het voormalige Tafa is geheel onder de waterspiegel verdwenen. Magdy, onze gids, vertelde dat hij het Museum van Oudheden in Leiden had bezocht en in de door hem vertoonde film over de door Unesco geleide operatie waarin verschillende tempels van de verdrinkingsdood waren gered, was daar plots het Rapenburg te zien. Een vreemde gewaarwording, bij een graadje of 35 en meer dan 3500 kilometer van huis.

Maar het kan nog gekker. In het kleinschalige maar voortreffelijke guesthouse Bet el Kerem, in een Nubisch dorpje bij Aswan, werden we in vlekkeloos Nederlands welkom geheten door de hartverwarmend vriendelijke eigenaar Abdel. ‘Ik heb drie jaar in Leiden gewoond, in de Corantijnstraat,’ legde hij uit. Ik probeerde me voor te stellen hoe die aardige, in djellaba gehulde Nubiër voor me zich door onze stad had bewogen, maar Abdel bleek veel ‘Hollandser’ dan ik dacht. Zijn Nederlandse vrouw en twee kinderen wonen in Den Haag, waar ook Abdel het grootste deel van het jaar verblijft. Tot het hem in het najaar te koud onder de voeten wordt en hij terugkeert naar zijn geboortegrond om te overwinteren.

Het kostte ons geen enkele moeite ons in Bet el Kerem thuis te voelen. Dankzij Abdel, maar ook dankzij zijn extreem gastvrije personeel. En ja, ik geef toe dat het ook wel een handje helpt als je in je kamer naast de wastafel een klein schilderijtje ontdekt, waarop de Hartebrugkerk en de terrasboot van Annie’s te zien is…

1 reactie

Opgeslagen onder Column