Gisteren werd onthuld welk woord tot Woord van het Jaar 2010 is gekozen. Omdat deze krant toen al van de pers rolde, kan ik u dus niet vertellen wat de opvolger van Bokitoproof (2007), swaffelen (2008) en ontvrienden (2009) geworden is. Ik verwacht – met de kennis van nu – dat ‘knetterrechts’, ‘daggeren’ en ‘knoflookcrisis’ tenminste hoge ogen zullen hebben gegooid. Zelf heb ik een voorkeur voor het laatste woord, dat verwijst naar de economische crisis die ontstond in Zuid-Europa, waar men per hoofd van de bevolking nu eenmaal meer knoflook eet dan in onze contreien.
Even dacht ik dat de Leidse media op de valreep nog woorden wilden aandragen voor de door de Van Dale georganiseerde verkiezing. Maar de woorden ‘piskijker’ en ‘koekvrijer’, die ik de afgelopen weken signaleerde, bleken geen zogenaamde neologismen te zijn, maar de tot de verbeelding sprekende titels van twee doeken van Jan Steen, die de Lakenhal onlangs in bruikleen kreeg. Museumstukken dus, en niets nieuws onder de zon.
In de berichtgeving over de prijzige, in de voormalige Meelfabriek te realiseren woningen was sprake van een ‘yuppenpaleis’, en dat is dan wél weer een woord dat als Woord van het Jaar geen gek figuur zou hebben geslagen. Maar mijn favoriete woord uit de Leidse actualiteit is toch het creatieve (maar niet geheel nieuwe) ‘weesfiets’. Een weesfiets is een rijwiel dat lang achtereen op dezelfde plek staat en dat door de rechtmatige eigenaar blijkbaar afgedankt of uit het oog verloren is. Weesfietsen worden deze maand door de gemeente ‘opgeruimd’, aldus het onheilspellende bericht. Dat echter ook de weesfiets een museumstuk kan zijn, bewijst men in Groningen. Bij wijze van ‘knetterlinkse hobby’ staat daar, op hún Vismarkt, momenteel een kerstboom die geheel van fietswrakken is gemaakt.