In 1511 trotseerden de burgers van Brussel massaal de winterse kou om sneeuwpoppen te maken. Een nijvere dichter beschreef de meer dan honderd poppen die tijdens dit spontane sneeuwfestival de straten van de grootste stad van de zuidelijke Nederlanden bevolkten. In 1988 schreef hoogleraar Herman Pleij (nu vooral bekend als de regelmatig in talkshows aanschuivende veelprater en allesweter) er onder de titel ‘De sneeuwpoppen van 1511’ een dik boek over, waarin hij aan de hand van de sneeuwpoppen de stadscultuur in de late middeleeuwen beschrijft.
Een fenomeen als de Leidse Peurbakkentocht zou over een paar eeuwen prima als studiemateriaal kunnen dienen voor een wetenschapper die de stadscultuur van de vroege 21ste eeuw wil duiden. ‘De kaasmeisjes op een van de boten vormen een duidelijke knipoog naar de multiculturele samenleving. De burgerij in 2011 had behoefte aan een herwaardering van de eigen cultuur. De oer-Hollandse kaasmeisjes werden door de stedelingen aan de kant dan ook met enthousiasme begroet,’ zou de wetenschapper à la Herman Pleij een slag kunnen slaan naar de gedachte achter een van de boten. ‘Er voer ook een boot vol verpleegsters mee, waarmee de vanuit Den Haag opgelegde bezuinigingen op de gezondheidszorg – er werd rigoureus bezuinigd in het Nederland van 2011 – aan de kaak werden gesteld.’
Maar waar moet je als wetenschapper in godsnaam heen met die kamelenteen, dat populaire liedje dat de Leidse zanger Barry Badpak vanaf een speedboot ten gehore bracht? Dat is toch niets anders dan platvloerse lol? Natuurlijk, maar daar hoeven we ons allerminst voor te schamen: ook tussen de Brusselse sneeuwpoppen stond een aantal uiterst schunnige exemplaren, zo leert het boek van Pleij ons. Een sneeuwpop met een ‘camel toe’? Het had zo maar gekund!