Maandelijks archief: juni 2012

Uìtgestorrruvuh

Het is alweer een tijdje terug. Ik kuierde over de woensdagmarkt en hoorde vlak achter me opeens iemand onvervalst Leids praten. Nu hoor ik dat wel vaker, maar zó onvervalst had ik het toch al jaren niet meer gehoord. Glimlachend keek ik om en keek recht in het gezicht van… een grote neger van een jaar of 25, met gouden kettingen en dito tanden, gehuld in wijde, witte sportkledij, op veterloze basketbalschoenen en met een petje van de New York Yanks op zijn hoofd. Hij hield zijn gsm aan zijn oor en wond er allesbehalve doekjes om: Grrregorrry kon wat hem betreft de terrring krrrèguh.

Mijn latent aanwezige Leidse tongval stak in het verleden regelmatig weer even de kop op als ik bij mijn oma op bezoek was geweest, maar sinds haar dood is – behalve als ik het erom doe – aan mijn uitspraak nog maar zelden te horen dat ik in Leiden geboren en getogen ben. De Leidse r sterft in mijn familie dus langzaam maar zeker uit, en daarin zal ik zeker niet uniek zijn. En geloof het of niet, maar recent wetenschappelijk onderzoek toont dit ook aan.

Sinds Diederik Stapel ben ik een tikje argwanend als het om wetenschappelijk onderzoek met al te tot de verbeelding sprekende uitkomsten gaat, maar in dit geval geven ook de onderzoeksters zelf al aan dat de conclusie eerder voor de hand liggend dan wetenschappelijk onderbouwd is. Voor een studieopdracht benaderden drie studentes aan de Universiteit Leiden niet meer dan vijftien proefpersonen, en dat is natuurlijk veel te weinig om welke conclusie dan ook te kunnen trekken. Beperk je je onderzoek tot Leiden Noord, dan piep je wel anders. En stelt u zich eens voor dat die bellende neger van de woensdagmarkt één van die vijftien proefpersonen was geweest. Dat zou pas echt een tot de verbeelding sprekend onderzoek hebben opgeleverd!

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

BIL

De met het oog op de afkorting wat ongelukkige naam buiten beschouwing gelaten, is Beelden In Leiden een aanwinst voor onze stad. Nog tot en met eind juli kunt u op de Hooglandse Kerkgracht terecht voor een gratis toegankelijke openluchttentoonstelling die sterk doet denken aan de jaarlijkse beeldenexpositie op het Haagse Lange Voorhout. De wat mij betreft mooiste straat van onze stad is met een Nederlands elftal aan kunstwerken zo mogelijk nog een beetje mooier geworden, al keek ik de eerste keer dat ik door het grind kuierde vooral omhoog. Niet eens voor de naar mijn smaak leukste creatie – het kunstwerk ‘Parasiet’ van Marianne Lammersen, dat zich in een van de bomen bevindt – maar uit pure nieuwsgierigheid.

Bij elk van de beelden is namelijk een bordje geplaatst: ‘Niet betreden – Cameratoezicht/SDNA-spray’. Hoe ik ook tuurde, de blijkbaar goed verborgen camera’s zag ik niet. Maar veel benieuwder nog was ik naar die spray. Ging het hier, zoals bij sommige juweliers en musea, om een nevel van identificeerbaar materiaal, waarmee eventuele overtreders gebrandmerkt worden? Ik zag niets wat op sprinklers leek en kon het me bovendien nauwelijks voorstellen. Maar wat was het dan wel?

Het blijkt allemaal stukken minder spectaculair, zo leerde de website van Selecta-DNA mij. Niet de overtreders worden gebrandmerkt, maar de kunstwerken zijn voorzien van een onzichtbare spray, zodat bij diefstal kan worden nagegaan waar het werk vandaan komt. Of beter: waarvan het materiaal afkomstig is, mocht het brons van het beeld van Peer Veneman of het aluminium van de ‘Anatomische les’ van Alphons ter Avest bij een oudijzerboer te koop worden aangeboden. Nu u dit weet, kunt u – net als ik de tweede keer dat ik de expositie bezocht – ongestoord genieten van de tentoongestelde kunst. Doen!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Meesterknecht

In 2007 ging een van mijn eerste columns in deze krant over Robert Strijk, die toen nog centrummanager van onze stad was. Omdat hij zowel de Leidse middenstand als de politiek te vriend moest houden, maakte ik destijds een bruggetje naar ‘De knecht van twee meesters’, een toneelstuk waarin ik Strijk op mijn middelbare school ergens in de jaren tachtig met verve de hoofdrol zag spelen. Na een uitstapje naar het partijbureau van D66 keerde de meesterknecht in 2010 terug naar Leiden om namens die partij de rol van wethouder op zich te nemen. Hoewel zijn tekst nu heel anders was – van een vurig pleitbezorger van de RijnGouweLijn was Strijk plots een fel tegenstander van de lightrailverbinding geworden – bleef hij geloofwaardig. Een beetje acteur kan immers alles spelen.

Twee weken geleden werd in de gemeenteraad gedebatteerd over de Rijnlandroute. Nadat Paul van Meenen de hoofdrol voor zich had opgeëist bracht zijn amateurtoneelclubje ‘Op hoop van zegen’ op de planken, maar dan in een bewerking waarin vlees noch vis duur betaald werd. Moeiteloos ontsteeg wethouder Strijk het treurniswekkende niveau van zijn schutterende partijgenoten. ‘Een goed verhaal van Robert Strijk krijgt de raad stil,’ kraaide collega-wethouder De Haan op Twitter. ‘Geen goed verhaal, wel goed verteld,’ beaamde de oppositie.

Vriend en vijand zijn het erover eens: Strijk weet hoe hij zijn boodschap over het voetlicht moet brengen. Kijk maar eens naar het YouTube-filmpje op j.mp/rstrijk. Articulatie, tekstbehandeling, timing… er is werkelijk helemaal niets op zijn optreden af te dingen. Ik zou er dan ook niet van opkijken als Strijk Leiden binnen afzienbare tijd verlaat om de sterren van de hemel te gaan spelen in het theater aan het Binnenhof. Een mediatrainer heeft hij alvast niet nodig…

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Beeldspraak

‘Het mooiste aan het beeld is de plek,’ schreef een kritische Leidenaar in 1906 in het Leidsch Dagblad. Hij had het over de buste van Rembrandt, die dat jaar door koningin-moeder Emma aan de Witte Singel was onthuld. Meer dan een eeuw later was juist die plek – ver van de binnenstad en door het drukke stadsverkeer lastig te bereiken – onderwerp van discussie. Een financieel gedekt burgerinitiatief tot verplaatsing van het bronzen beeld sneuvelde vorige maand in de gemeenteraad, omdat de verschillende fracties zo hun eigen plannetjes met Rembrandt hadden. Een heldere ja/nee-vraag (verplaatsen of niet?) verzandde zo in een multiple choice-opgave waarover geen overeenstemming kon worden bereikt.

En dus blijft Van Rijn met zijn rug naar het centrum van zijn geboortestad gekeerd staan. Voorlopig althans, want die stad een beetje kennende laait de discussie over de standplaats van het standbeeld nog wel een keer op. Wat mij betreft staat Rembrandt daar best. Vanaf zijn sokkel kan hij de kunstenaars van Haagweg 4 een beetje in de gaten houden, wethouder De Haan heeft toegezegd de verkeersveiligheid rond het beeld te verbeteren en bij de ontwikkeling van het prestigieuze Singelpark – een burgerinitiatief dat het wél redde – zal ongetwijfeld rekening worden gehouden met de buste.

Eigenlijk kan ik ook maar één betere plek voor Rembrandt bedenken, en dat is de Rembrandtplaats aan de Weddesteeg, op een steenworp afstand van Van Rijns huidige verblijfplaats. Als u het potsierlijke poppetje dat daar nu staat een beeld wilt noemen, ja, dan staat er tegenover het afgebroken geboortehuis van de schilder al een beeld van Rembrandt – dat klopt. Maar hoe eerder dat verhuist, hoe liever het me is. Waarheen? De achtertuin van de maker in Karslruhe lijkt me een uitstekende bestemming!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column