Maandelijks archief: juni 2013

La-la-la-Leiden

Geheel toevallig ging mijn 40.000ste tweet over Jochem Myjers ‘Ode aan Leiden’, een lied in driekwartsmaat dat tijdens een prachtige afsluitende avond van een minstens zo mooie editie van de Signatures Cultuurweken in première ging. Dat nu ook mijn 333ste column over deze door velen al tot ‘het nieuwe Leidse volkslied’ gebombardeerde meelaller gaat, is al net zo toevallig.

Ik vraag me af of dit aanstekelijk vrolijke walsje nu echt de aangewezen vervanger voor ‘Leiden, stad van mijn hart’ is, te meer omdat het officiële Leidse volkslied wat mij betreft nog lang niet aan vervanging toe is en ik ook niet denk dat Jochem Myjer dat voor ogen had toen hij zijn ode componeerde. Maar je hoeft natuurlijk geen Nostradamus te heten om te kunnen voorspellen dat zijn ‘La-la-la-Leiden’ (een verrassende tekstuele bijdrage van voormalig klas- en stadgenoot Armin van Buuren!) zeker rond 3 oktober bij alle kroegen te horen zal zijn, tot in lengte van jaren uit draaiorgels zal klinken en uit volle borst en met volle blaas volop meegebruld, -gelald en -gebrrrald zal worden.

Het is knap hoeveel typisch Leids Jochem Myjer met zijn rollende r in twee korte, vrolijke coupletten in mineur, een nog vrolijker refrein en – ‘o God!’ – een vierregelig bruggetje heeft weten te proppen. Toch mis ik nog iemand, en hoewel ik weet dat hij het zelf nooit zal zingen, waag ik hier in alle bescheidenheid een klein voorzetje. Zingt u mee? ‘Waar Jochem Myjer nog steeds kind aan huis is / In de bonbonnière aan de Oude Vest / Zelfs met een tumor behield hij zijn humor / Want wie het laatst lacht, lacht het best // Als een ambassadeur prijst hij Leiden / Ook in een bomvol en kolkend Carré / Magere Hein mag nog mooi tig jaren wachten / Dankzij de helden van ons LUMC!’ Ik zeg: La-la-la-Leiden, tralala!

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Onverschillig

Leiden mag dan Museumstad zijn, van de aandacht voor de heropening van het Amsterdamse Rijksmuseum kunnen we hier alleen maar dromen. Eindelijk was er een einde gekomen aan een soap die teveel had gekost en te lang had geduurd – langer zelfs dan de bouw van het museum, die in 1877 begon. Ook dát was een soap, niet in de laatste plaats dankzij ene Victor de Stuers, die als Rijksadviseur zo ongeveer op eigen houtje architect Pierre Cuypers had uitverkoren en zich hartstochtelijk had bemoeid met de uitbundige decoraties van het pand. Het nu alom bejubelde museum was destijds zó omstreden, dat koning Willem II in 1885 zelfs weigerde het officieel te openen.

Jonkheer Victor Eugène Louis de Stuers (1843-1916) maakte zich, sinds hij in 1869 als jurist afstudeerde aan de Leidse universiteit, sterk voor het behoud van kunst en cultuur. Dat resulteerde in veel meer dan het Rijksmuseum alleen. De Stuers verweet met name de overheid onverschilligheid als het om cultuurbehoud ging en stond aan de wieg van de Monumentenzorg in ons land. Hij speelde een toonaangevende rol bij de samenstelling van de eerste lijsten met mogelijke rijksmonumenten.

Het is dus op z’n minst ironisch te noemen dat uitgerekend een muurtekening van de hand van De Stuers zélf nu verloren dreigt te gaan. Het gaat om de ‘Gradus ad Parnassum’, een zwart-wittekening langs de houten wenteltrap van het Academiegebouw aan het Rapenburg. Tientallen keren ben ik erlangs gelopen, de laatste keer toen ik zelf mijn handtekening op de wand van het zweetkamertje mocht kalken. Ik vind de karikaturen uit 1865, die het Leidse studentenleven verbeelden, niet echt mooi, maar de historische waarde ervan laat me niet onverschillig. U ook niet? Uw gift is welkom op rekeningnummer 115160, o.v.v. ‘Restauratie muurtekening’.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Doodzonde

‘Er zijn mensen die bij de prachtige plannen voor een zes kilometer lang Singelpark daadwerkelijk een zes kilometer lang Singelpark voor zich zien. Ik denk dan dat het hoogst haalbare drie nieuwe grasveldjes, een hondenuitlaatstrook en de aanplant van een paar jonge boompjes zal blijken te zijn.’ Ik schreef deze woorden precies twee jaar geleden, in een column die ik de titel ‘Jaloers’ gaf. Mijn jaloezie betrof Leidenaren die zo overtuigd zijn van hun soms hemelbestormende ideeën, dat ze er vol voor gaan en daarbij geen last lijken te hebben van het cynisme dat mij vaak parten speelt.

Intussen heeft Leiden het Singelpark omarmd, hebben de plannen niets aan schoonheid ingeboet en zijn ze dankzij de tomeloze inzet van de Vrienden van het Singelpark verder uitgewerkt. Nadat de gemeente vorig jaar zo’n 1500 euro per strekkende meter toezegde, leek het er zelfs op dat dit unieke park er daadwerkelijk zou komen. Tot eind mei, toen diezelfde gemeente de hand plots weer op de knip deed en zo de stekker uit het project trok. Voorlopig, benadrukt het stadsbestuur, maar de cynicus in mij zag van uitstel hier net iets te vaak afstel komen.

Nu muziekcentrum De Nobel en het Aalmarktproject eindelijk gerealiseerd worden, kan ik lastig volhouden dat er in Leiden nooit iets van de grond komt. En natuurlijk telt in tijden van crisis en bezuinigingen elke euro. Maar als er nu toch één project is dat Leiden leefbaarder en nog aantrekkelijker maakt, dat – zoals de aanleg van de Leidse Hout ooit – werkgelegenheid creëert en de stad net die ene broodnodige nieuwe impuls kan geven, is het het Singelpark wel. De gemeente had een wonderschone voorzet op maat voor het inkoppen, maar laat de bal nu langzaam over de achterlijn rollen. Een dood spelmoment, het zoveelste. Ik vind het doodzonde.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Hangende tuinen

Na het Singelpark en de bijbehorende kweektuin bij het centraal station, is er opnieuw een particulier initiatief dat van Leiden een groenere stad wil maken. Het team van Proyecto Verde nodigt studenten uit hun studentenhuis te voorzien van een verticale moestuin, een constructie van lege conservenblikken en opengesneden frisdrankflessen, waarin de studenten heel ecologisch verantwoord hun eigen groenten en tuinkruiden kunnen verbouwen. ‘Vergroenen’ noemen ze dat bij Proyecto Verde – en dat is weer eens wat anders dan ontgroenen.

Ik heb nooit in een studentenhuis gewoond, simpelweg omdat de letterenfaculteit waar ik mijn colleges volgde zich pal tegenover mijn ouderlijk huis bevond, maar vanzelfsprekend heb ik tijdens mijn studie wel talloze Leidse studentenhuizen van binnen gezien. In de opgestapelde vaat van dagen op het aanrecht van de gemeenschappelijke keukens heb ik de schitterendste schimmels zien groeien, met als verreweg ranzigste hoogtepunt het nest jonge muisjes in een juspan vol bedorven Bolognesesaus in de keuken van Maison Chez Eddie op de Hogewoerd.

Tot op zekere hoogte hebben studenten dus best groene vingers en als het zo uitkomt dragen zij flora en fauna vast en zeker een warm hart toe, maar toch verwacht ik niet dat deze Hangende Tuinen van Leiden het net als die van Babylon zo’n drieduizend jaar geleden tot een wereldwonder zullen schoppen. Dat neemt niet weg dat ik het door de Nationale Jeugdraad ondersteunde Proyecto Verde, dat zijn oorsprong vindt in het Costa Ricaanse bergdorpje San Gerardo de Rivas, een uitermate sympathiek initiatief vind. Na die loze piefpafpoefdreiging, die Leiden eind april in zijn greep hield, bewijst het in elk geval dat in het verre Costa Rica ook plannen tot bloei kunnen komen waar onze stad wél iets aan heeft.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column