‘Er zijn mensen die bij de prachtige plannen voor een zes kilometer lang Singelpark daadwerkelijk een zes kilometer lang Singelpark voor zich zien. Ik denk dan dat het hoogst haalbare drie nieuwe grasveldjes, een hondenuitlaatstrook en de aanplant van een paar jonge boompjes zal blijken te zijn.’ Ik schreef deze woorden precies twee jaar geleden, in een column die ik de titel ‘Jaloers’ gaf. Mijn jaloezie betrof Leidenaren die zo overtuigd zijn van hun soms hemelbestormende ideeën, dat ze er vol voor gaan en daarbij geen last lijken te hebben van het cynisme dat mij vaak parten speelt.
Intussen heeft Leiden het Singelpark omarmd, hebben de plannen niets aan schoonheid ingeboet en zijn ze dankzij de tomeloze inzet van de Vrienden van het Singelpark verder uitgewerkt. Nadat de gemeente vorig jaar zo’n 1500 euro per strekkende meter toezegde, leek het er zelfs op dat dit unieke park er daadwerkelijk zou komen. Tot eind mei, toen diezelfde gemeente de hand plots weer op de knip deed en zo de stekker uit het project trok. Voorlopig, benadrukt het stadsbestuur, maar de cynicus in mij zag van uitstel hier net iets te vaak afstel komen.
Nu muziekcentrum De Nobel en het Aalmarktproject eindelijk gerealiseerd worden, kan ik lastig volhouden dat er in Leiden nooit iets van de grond komt. En natuurlijk telt in tijden van crisis en bezuinigingen elke euro. Maar als er nu toch één project is dat Leiden leefbaarder en nog aantrekkelijker maakt, dat – zoals de aanleg van de Leidse Hout ooit – werkgelegenheid creëert en de stad net die ene broodnodige nieuwe impuls kan geven, is het het Singelpark wel. De gemeente had een wonderschone voorzet op maat voor het inkoppen, maar laat de bal nu langzaam over de achterlijn rollen. Een dood spelmoment, het zoveelste. Ik vind het doodzonde.