Geheel toevallig ging mijn 40.000ste tweet over Jochem Myjers ‘Ode aan Leiden’, een lied in driekwartsmaat dat tijdens een prachtige afsluitende avond van een minstens zo mooie editie van de Signatures Cultuurweken in première ging. Dat nu ook mijn 333ste column over deze door velen al tot ‘het nieuwe Leidse volkslied’ gebombardeerde meelaller gaat, is al net zo toevallig.
Ik vraag me af of dit aanstekelijk vrolijke walsje nu echt de aangewezen vervanger voor ‘Leiden, stad van mijn hart’ is, te meer omdat het officiële Leidse volkslied wat mij betreft nog lang niet aan vervanging toe is en ik ook niet denk dat Jochem Myjer dat voor ogen had toen hij zijn ode componeerde. Maar je hoeft natuurlijk geen Nostradamus te heten om te kunnen voorspellen dat zijn ‘La-la-la-Leiden’ (een verrassende tekstuele bijdrage van voormalig klas- en stadgenoot Armin van Buuren!) zeker rond 3 oktober bij alle kroegen te horen zal zijn, tot in lengte van jaren uit draaiorgels zal klinken en uit volle borst en met volle blaas volop meegebruld, -gelald en -gebrrrald zal worden.
Het is knap hoeveel typisch Leids Jochem Myjer met zijn rollende r in twee korte, vrolijke coupletten in mineur, een nog vrolijker refrein en – ‘o God!’ – een vierregelig bruggetje heeft weten te proppen. Toch mis ik nog iemand, en hoewel ik weet dat hij het zelf nooit zal zingen, waag ik hier in alle bescheidenheid een klein voorzetje. Zingt u mee? ‘Waar Jochem Myjer nog steeds kind aan huis is / In de bonbonnière aan de Oude Vest / Zelfs met een tumor behield hij zijn humor / Want wie het laatst lacht, lacht het best // Als een ambassadeur prijst hij Leiden / Ook in een bomvol en kolkend Carré / Magere Hein mag nog mooi tig jaren wachten / Dankzij de helden van ons LUMC!’ Ik zeg: La-la-la-Leiden, tralala!