‘Nou ja!’ riep ik. ‘Die brief zeker?’ Mijn vrouw wist meteen waarover ik me opwond: zij had hem ook gelezen. Een brief inderdaad, van de coördinator van het project Buurttalent in Leiden Noord. Een prijzenswaardig plan hoor, om de talenten van buurtbewoners in kaart te brengen, waar mogelijk in te zetten en zo van Leiden Noord een betere plek te maken. Maar met zijn opdringerige, huis-aan-huis verspreide brief gooide de projectleider in elk geval bij ons zeer vakkundig en bij voorbaat al zijn eigen glazen in.
Er kwam woensdag iemand langs, las ik, tussen 16.00 en 20.00 uur, om een interview af te nemen – of ik dat nu wilde of niet. Geen beleefdheden als ‘als het u schikt’ of ‘als u daar prijs op stelt’, maar vrijpostig gedram van het ‘Wat gaan we doen?’-achtige soort. We gaan helemaal niks doen, wist ik al heel snel. Ik wierp een blik op de bijgevoegde lijst met maar liefst 15 vragen. Die kon ik alvast invullen, zodat de vrijwilliger van Buurttalent aan een kort gesprek genoeg zou hebben. Er stond nog net niet dat deze ‘talent scout’ natuurlijk ook moest eten en dus een vorkje mee zou prikken.
Eindelijk was het woensdag. Ik kreeg er steeds meer zin in. Dat interview was wat mij betreft zo voorbij: Ja, ik beschik over het talent om de taalfouten uit de correspondentie en de website van Buurttalent te halen en om effectieve brieven te schrijven waarmee de afzender niet de indruk wekt een kruising tussen een megalomane jehova, een liefhebber van het werk van Kafka en een onvermurwbare sociaal rechercheur te zijn. En: Nee, als het zo moet, voel ik geen enkele behoefte dit talent in te zetten. Maar helaas, er kwam die woensdag niemand opdagen. Eenzijdig op hoge toon een afspraak forceren en het dan doodleuk af laten weten. Ook dat zou je een talent kunnen noemen…