Maandelijks archief: september 2014

IRBA

Tijdens mijn wandelingetje over de bouwput die Breestraat heet, stond ik even raar te kijken. De nieuwe bushokjes, daarmee leek toch echt iets verkeerd gegaan: ze waren met de open zijde naar de winkels geplaatst. Zouden de bussen ter hoogte van het stadhuis straks op de verbrede stoep stoppen, zodat de fietsers vrij baan hebben? Het leek me vragen om ongelukken, hoe dan ook passen en meten, en dus niet waarschijnlijk.

Gelukkig bleek ik niet de enige bij wie de IRBA (de omgedraaide ABRI) vragen opriep – ook Mart Keuning van de ChristenUnie snapte er niets van. Zijn PvdA-collega Gijs Holla wel: de herinrichting van de Breestraat is winkelgericht, en door dat letterlijk toe te passen op de bushokjes zou er volgens hem meer ruimte worden gemaakt voor het winkelend publiek. Het is een verklaring, maar ik vond hem weinig bevredigend. Zouden wachtende reizigers de stoep nu juist niet veel meer blokkeren dan met een glazen achterwand in hun rug?

Met de opvallend geplaatste ABRI’s blijkt Leiden niet uniek, zo leerde een rondje googelen. In de gemeente Wamel/Dreumel (in de buurt van Tiel) en in Amsterdam werd jaren geleden ook al driftig gediscussieerd over IRBA’s. In Londen, San Francisco en Melbourne niet: daar zijn omgedraaide bushokjes de gewoonste zaak van de wereld en zijn het slechts toeristen die ze nog opmerken. Er worden verschillende redenen voor gegeven: het zou veiliger zijn, bijvoorbeeld omdat kinderen minder snel de rijbaan op lopen, het zou comfortabeler zijn omdat wachtende reizigers niet nat kunnen worden als er ter hoogte van een halte door een plas wordt gereden, en het zou het dringen bij het betreden van de bus terugdringen. Ik moet het eerlijk gezegd allemaal nog zien. Gelukkig is het maar een heel kleine ingreep om van een IRBA weer een ABRI te maken…

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Ontgroening

Na de drukste El Cid ooit zijn Universiteit en Hogeschool weer begonnen. Leiden verwelkomde duizenden eerstejaars, waarvan een groot deel inmiddels ontgroend zal zijn. Gelukkig blijven de berichten over al te mensonterende ontgroeningen ons de laatste jaren bespaard, maar los daarvan is eigenlijk elke vorm van ontgroening er voor onze stad één te veel. Dat zou je althans kunnen opmaken uit onderzoek van Alterra, een onderzoeksbureau van Wageningen Universiteit. Leiden behoort daarin tot de minst groene van de 31 grootste steden; alleen Haarlem is minder groen.

De groenste steden (Heerlen, Emmen en Lelystad) hebben gemiddeld 140 vierkante meter groen per woning. Bij de steden die onder aan de lijst bungelen (Utrecht, Leiden en Haarlem) is dat slechts 49,5 vierkante meter. Ik keek er niet echt van op. Steden die omgeven zijn door bronsgroen eikenhout, eeuwig zingende bossen of uitgestrekte polders zijn groener dan steden in de Randstad. Nogal wiedes! Laat ik er eens wat eigen cijfers tegenoverstellen: in de drie groenste gemeenten kost een woning gemiddeld 228.144 euro (1790 euro per vierkante meter). In de drie minst groene steden is de gemiddelde woning een ton duurder en bedraagt de vierkantemeterprijs meer dan 2500 euro. Conclusie: in steden waarin de ruimte schaars en dus duur is, is minder plaats voor groen.

De Wageninger ranglijst is met andere woorden het resultaat van onderzoek waarvan niemand iets wijzer wordt. Ik hoop maar dat de toekomstige onderzoeksresultaten van onze pas ontgroende studenten ons wél nieuwe inzichten zullen verschaffen. Over dat tekort aan groen maak ik me trouwens minder druk: zonder zelf te hoeven schoffelen, genieten we hier volop van het groen van onze buurgemeenten. En dan hebben we als troef ook het Singelpark nog achter de hand!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Noorderliefde

Tijdens de soundcheck van Spinvis, een kleine drie kwartier voordat de band in Leiden Noord zou optreden, kon het nog alle kanten op. Met het weer – dreigende wolken, maar ook zon -, en zeker ook met het aantal toeschouwers dat het nieuwe gratis festival Noorderliefde zou weten te trekken. Maar tijdens het concert stond het even daarvoor nog zo troosteloos en veel te groot ogende bouwterrein naast Het Gebouw goed vol. Het naar schatting 2000-koppige publiek luisterde vorige week zondag aandachtig naar de unieke muziek van Erik de Jong en zijn band. Een enkeling zong de teksten woord voor woord mee.

Spinvis dus. Zelden heb ik me zo door een eerste indruk op het verkeerde been laten zetten. De eerste twee cd’s vond ik vooral knullig en rommelig klinken, en ik had me ook nooit de rust gegund goed naar de mij op het eerste gehoor te associatieve en onsamenhangende teksten te luisteren. Maar nadat een collega van deze krant me had meegenomen naar een theaterconcert in Noordwijk was ik om. De Jong pakte me al tijdens het eerste nummer bij mijn kladden. Ik kon in het pluche van mijn theaterstoel geen kant op. En ik wilde dat ook helemaal niet.

Vorige week verraste Spinvis opnieuw door ook als festival-act te overtuigen. De grillige muzikale schilderijtjes leken voor de gelegenheid gemaakt en pasten perfect bij het al even grillige weer. De teksten waaiden soms weg, maar kwamen even vaak keihard binnen, bijvoorbeeld als de bandleden ze terwijl de muziek aanzwol unisono als een mantra herhaalden: Reis ver, drink wijn, denk na, lach hard, duik diep, kom terug… Dat laatste geldt naar ik hoop zeker voor Noorderliefde, dat met een overtuigende en vlekkeloze eerste editie meteen al een vaste plek op de steeds voller wordende Leidse uitagenda lijkt te hebben afgedwongen.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Leiden en Lille

Vorige week ging ik terug naar mijn roots. Als van heel veel rasechte Leidenaars liggen die in Noord-Frankrijk, in de omgeving van Lille in mijn geval. Zo’n 400 jaar geleden streek mijn naamgenoot en verre voorvader Jean in Leiden neer om als wolkammer aan de slag te gaan. Ik geef toe: het heeft iets speciaals om in Vieux Lille een straatnaambordje te zien met je eigen achternaam erop. Maar niet alleen daarom vond ik Lille ‘fantastique’.

Vanuit Leiden ben je er met de trein in zo’n tweeënhalf uur en in tien minuten wandel je van het TGV-station naar de oude binnenstad. Lille mist dan misschien een Eiffeltoren of Notre-Dame, maar doet als het om shoppen, sfeer en horeca gaat nauwelijks voor Parijs onder. In meerdere opzichten is Lille zelfs leuker dan de Franse hoofdstad: het is compacter, goedkoper en stukken minder druk – ‘Rijsel’ doet hier en daar zelfs gemoedelijk Vlaams aan.

Een uitgerangeerd goederenstation als cultureel centrum, een art-decozwembad vol kunst: In Lille weten ze hoe ze gebouwen een nieuwe bestemming moeten geven. In Gare St. Sauveur moest ik aan de Meelfabriek denken en Musée de la Piscine riep herinneringen op aan mijn eerste zwemlessen in de Overdekte, het zwembad in de voormalige Mon Père-kerk aan de Haarlemmerstraat dat eind jaren zeventig zijn deuren sloot. Net als zwembad De Vliet twee weken terug, maar gelukkig was dat maar voor even. Toen het lek daar boven was en het zwemwater dus weer gewoon in het bassin bleef staan, werden de badgasten met veel omhaal van woorden gewaarschuwd: ‘Hou er rekening mee dat de temperatuur van het water gevoelsmatig aan de frisse kant kan zijn.’ Waarom zoveel bla bla als een simpel ‘Het water is kouder dan normaal’ volstaat? Het kan bijna niet missen: ook deze Leidse badmeester heeft Franse roots!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column