Aan het einde van het jaar wensen onze oosterburen elkaar ‘einen guten Rutsch’ toe, zo leerde ik toen ik de jaarwisseling jaren geleden eens in Berlijn vierde. Dat klinkt niet alleen verdammt vrolijk, maar beschrijft ook goed wat er op oudejaarsavond eigenlijk gebeurt: we glijden een nieuw jaar in. Een jaar waarin nagenoeg alles eigenlijk gewoon bij het oude blijft, op een enkel goed voornemen na.
Toch wordt oud en nieuw vaak als een soort ijkpunt gezien, een symbolische mijlpaal die een belangrijke overgang markeert. In de media wordt de balans opgemaakt, en soms stemt dat vrolijk. Zo was 2014 een recordjaar voor Leidse musea, onder meer voor Museum Boerhaave, dat na het dichtdraaien van de subsidiekraan niet zo heel lang geleden nog met sluiting bedreigd werd. In december werden plots ook een paar dingen duidelijk, en ook dat bleek overwegend goed nieuws: Muziekcentrum De Nobel maakte een vliegende start, de T-rex komt na een succesvolle crowdfund-actie naar Naturalis en Henri Lenferink blijft ook als het aan de gemeenteraad ligt de komende zes jaar onze burgemeester.
Ik was dus vast van plan 2015 met een verdammt vrolijke column te beginnen, ware het niet dat ik op derde kerstdag zelf ‘een goede roetsjjj’ maakte. Het was glad in Zuid-West, en dan blijk je niet eens zo heel hard te hoeven vallen om je bovenarm te breken. Ik zie het maar als een extra uitdaging mijn wekelijkse Steeksleutel de komende tijd met één hand te moeten typen, maar mijn goede voornemen is natuurlijk wel om er zo snel mogelijk weer met tien vingers tegenaan te gaan. Tot volgende week dus, en omdat ik wel even ben uitgerutscht gewoon in het Nederlands: de allerbeste wensen voor het nieuwe jaar, een jaar zonder ‘hals-und-beinbruch’ – want die Duitse gelukswens heb ik dan weer nooit begrepen…