Maandelijks archief: juli 2015

Leegstand

In mijn column van vorige week kwam de leegstand in Leiden ter sprake. Een enkele lezer (op de kop af één, ja) vond dat ik daarmee een wat al te somber beeld van onze stad schetste. Want had wethouder Strijk het niet zelf gezegd, dat Leiden het lang niet slecht doet als het om leegstaande kantoor- en winkelpanden gaat? Ja, dat zei hij inderdaad, maar het kwam hem op niet malse en in mijn ogen ook zeer terechte kritiek vanuit de raadsfractie van zijn eigen D66 te staan. Ik begrijp heus wel dat het niet verstandig is om als verantwoordelijk wethouder van de daken te schreeuwen dat we een issue hebben, maar dat wil dan natuurlijk nog niet zeggen dat dat issue er niet is.

Wie me niet gelooft en nog steeds van mening is dat ik aan het zwartkijken ben, nodig ik van harte uit voor een wandelingetje. Een heel kort wandelingetje maar, over de Haarlemmerstraat, van de Pelikaanstraat naar de Bouwelouwensteeg. Wat zal het zijn? Ik schat een meter of honderd. In dé winkelstraat van Leiden, volgens een vroegere slagzin goed voor een kilometer koopplezier, is het leegstand troef en zijn maar liefst elf winkelpanden dichtgeplakt. Ik noteerde vorige week de huisnummers 253, 251, 245, 239, 223, 220, 211, 208, 206, 203 en 190.

Geen koopplezier maar huurellende dus, en dat op een A-locatie in hartje centrum. Ligt dat aan Leiden? Nee, dat denk ik niet. Het zal het gevolg van de crisis zijn, en van de onstuitbare opmars van internet. Op doordeweekse dagen is het onrustbarend rustig op de Haarlemmerstraat, zelfs tijdens de wekelijkse koopavonden. En u kunt het zwartkijken noemen, maar het doorbreken van deze neerwaartse spiraal (minder winkels, minder klanten, nog minder winkels, nog minder klanten…) begint toch echt met het onderkennen van het probleem, niet met het te onderschatten.

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Pompeii

De zomervakantie is begonnen, en dat is een mooie gelegenheid om vakantieherinneringen op te halen. Aan mijn tripje naar Napels bijvoorbeeld, acht jaar geleden alweer. Met de Circumvesuvio (de RijnGouweLijn van Campanië) boemelden we vanuit de derde stad van Italië naar Pompeii, of wat daar nog van over is. Wandelend door de bijna 2000 jaar geleden verwoeste kustplaats kun je je goed voorstellen hoe het ooit geweest moet zijn. De bakker, de slijter, de kapper: het dagelijks leven is nog bijna tastbaar.

Deze zomer blijf ik in Leiden om – iemand moet het doen – komkommertijdcolumns te schrijven. Het fijne van onze stad is wel dat we hier van alle markten thuis zijn en dus ook ons eigen Pompeii hebben. Onze ‘ruïnestad’ bevindt zich ten oosten van het oude centrum, is nog nauwelijks door toeristen ontdekt en luistert naar de net iets té florisante naam ‘De Stevensbloem’. Net als Pompeii roept dit troosteloze, door de tand des tijds aangetaste winkelcentrum herinneringen op aan vroeger tijden. Maar anders dan daar gaat de schop hier wél in de grond: De Stevensbloem krijgt na jarenlang dralen een broodnodige opknapbeurt.

Een paar weken geleden riep de PvdA op om nu ook De Kopermolen aan te pakken, en ja, ook dat is nodig. Of met de door veel Merenwijk-bewoners gewenste metamorfose ook het nijpende leegstandsprobleem wordt verholpen vraag ik me af, zeker nu de realisatie van Het Plein, ook in Leiden Noord, in volle gang is. (Het Gebouw, Het Plein… alsof het allemaal geen naam mag hebben, terwijl het voor de stad toch belangrijke projecten zijn die Noord steeds mooier maken. Maar dit terzijde.) Want van vulkaandreiging mag hier dan geen sprake zijn, het effect van online shoppen op het winkelaanbod – in het centrum, maar ook in de buitenwijken – is minstens zo verwoestend.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Oóó-berrr!!!

We hebben deze zomer al van een paar prachtige, zonovergoten dagen mogen genieten. Hoewel onze stad tot de tien duurste terrassteden van het land behoort, pak ik op zulke dagen graag een terrasje: lekker onderuit, met een biertje, een broodje of een pizzaatje, terwijl het Leidse leven aan me voorbijtrekt. Terrassen genoeg en keus te over dus, maar op de een of andere manier lijk ik dit jaar een weinig gelukkige hand van kiezen te hebben. Bij de drie laatste terrassen die ik bezocht was met name de bediening werkelijk om te janken.

Attent, adequaat en vriendelijk… het lijkt zo vanzelfsprekend, maar blijkt dat allerminst. En nee, ik ga hier geen namen noemen, maar wil in plaats daarvan alle Leidse horeca-ondernemers oproepen wat meer aandacht aan hun obers en serveersters te besteden. Zij zijn immers het visitekaartje van een café of restaurant. En onder aan de streep is het vrij simpel: als ik als klant een halfuur achter mijn lege glas moet zitten zwaaien voor ik eindelijk word opgemerkt, dan kost dat omzet. Direct, want ik hou een plek bezet die een halfuur lang geen cent oplevert, maar ook op de langere termijn: terrassen genoeg en keus te over, nietwaar?

Maar wat misschien nog belangrijker is: een negatieve horeca-ervaring drukt een stempel op een dagje Leiden. Niet voor niets nam het Centrummanagement vijf jaar geleden het initiatief voor een toeristische training voor Leids horecapersoneel. Toen ging het nog om het overdragen van kennis over wat er in de stad te doen en te beleven is, maar inmiddels ben ik eerlijk gezegd al blij als ik het halverwege mijn pizza voor elkaar weet te boksen om nog een tweede wijntje te bestellen. Lukt dat me niet, dan treedt mijn nieuwe terrasregel in werking: bij geklooi geen fooi. Ook dat is wat mij betreft vrij simpel!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Werelds

On-Leids. Dat is het eerste woord dat in me opkwam toen ik vorige week de expositie Global Imaginations in de Meelfabriek bezocht. Het monumentale fabriekscomplex kende ik al van diverse Monumentendagen, maar voor wie het nog nooit van binnen heeft gezien moet de combinatie van moderne, mondiale kunst en een industriële setting ronduit overweldigend zijn. En of het nu je smaak is of niet, de geëxposeerde werken getuigen van oorspronkelijke inzichten en stemmen bijna zonder uitzondering tot nadenken.

Global Imaginations werd samengesteld met de 440ste verjaardag van de Universiteit Leiden in gedachten. De universiteit zet onze stad wereldwijd op de kaart, maar heeft diezelfde wereld tegelijkertijd als onderwerp van studie. Een uitstekende kapstok dus, waarmee de samenstellers alle kanten op konden. Letterlijk. Van de VS tot Australië en van Ghana tot China, de contemporaine kunst is uit alle windstreken afkomstig. De vlag die is opgebouwd uit de vlaggen van alle volkeren ter wereld en die in alle communicatie rond Global Imaginations terugkeert, dekt de lading dan ook volkomen.

De zuiveringsinstallatie die de bezoekers in staat stelt een heus glaasje versgetapt Zijlsingelwater te drinken haalde de media al, maar is zeker niet het interessantste object dat in en rond de verschillende gebouwen te zien is. Een enorme slinger die zijn sporen achterlaat in een hoop zand behoorde tot mijn favorieten. En hoewel audiovisuele kunst allesbehalve mijn kopje singelwater is, vond ik de immense projectie van de Hongkongse kunstenaar Tsang Kin-Wah op de vloer van de bovenste verdieping van het ketelhuis enorm indrukwekkend. Gaat dat zien, gaat dat zien! Het kan nog tot en met 4 oktober. Behalve op 3 oktober dan, want hoe werelds en on-Leids ook, ook globalisering kent zijn grenzen!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Uitje

De vaste lezers van Steeksleutels weten het al: mijn eerste vrije woensdag van het nieuwe haringseizoen snor ik op mijn scootertje naar vishandel Atlantic voor mijn allereerste Hollandse nieuwe van het jaar. Het voert te ver om dit ritje een jaarlijks uitje te noemen, maar ik kijk er wel naar uit. Voor ik ga dek ik de tafel alvast, zodat bij thuiskomst het grote genieten kan beginnen. Drie Hollandse nieuwe, de uitjes apart. Noem het een traditie.

Het was vorige week druk in de winkel aan het Levendaal. Dat is niet zo gek, want dat de haring van de Turkse gebroeders Tagi hoge ogen gooit in de jaarlijkse AD Haringtest is inmiddels óók een traditie. Of ze deze landelijke test dit jaar opnieuw op hun naam weten te schrijven is nog maar de vraag; dat een vergelijkbare lokale haringtest anderhalve week geleden gewonnen werd door een Spakenburgse viskraam uit Leiderdorp is misschien een teken aan de wand.

Vooropgesteld: met de haring van Atlantic was niets mis. De maatjes waren naar mijn smaak hooguit een maatje te klein en ze waren schijnbaar liefdeloos in het plastic bakje gekwakt, maar de smaak was voortreffelijk. Het ging er in de winkel alleen nogal rommelig aan toe. Voor me kwam iemand terug met sliptong die ze niet besteld had, en hoewel ik bij het afrekenen voor de zekerheid nog gevraagd had of de uitjes erbij zaten (‘ja,’ luidde het antwoord, op het bitse af), bleken die bij thuiskomst te ontbreken. Er zijn ergere dingen dan zelf een uitje snipperen, maar na in mijn columns jaar in, jaar uit de loftrompet over Atlantic te hebben gestoken, wat me vorig jaar zelfs de vraag opleverde of ik me als columnist liet sponsoren, was het toch een tegenvaller. Volgende keer beter, hoop en verwacht ik dan maar. En zo niet, dan begint mijn haringseizoen volgend jaar in Leiderdorp.

1 reactie

Opgeslagen onder Column