In mijn column van vorige week kwam de leegstand in Leiden ter sprake. Een enkele lezer (op de kop af één, ja) vond dat ik daarmee een wat al te somber beeld van onze stad schetste. Want had wethouder Strijk het niet zelf gezegd, dat Leiden het lang niet slecht doet als het om leegstaande kantoor- en winkelpanden gaat? Ja, dat zei hij inderdaad, maar het kwam hem op niet malse en in mijn ogen ook zeer terechte kritiek vanuit de raadsfractie van zijn eigen D66 te staan. Ik begrijp heus wel dat het niet verstandig is om als verantwoordelijk wethouder van de daken te schreeuwen dat we een issue hebben, maar dat wil dan natuurlijk nog niet zeggen dat dat issue er niet is.
Wie me niet gelooft en nog steeds van mening is dat ik aan het zwartkijken ben, nodig ik van harte uit voor een wandelingetje. Een heel kort wandelingetje maar, over de Haarlemmerstraat, van de Pelikaanstraat naar de Bouwelouwensteeg. Wat zal het zijn? Ik schat een meter of honderd. In dé winkelstraat van Leiden, volgens een vroegere slagzin goed voor een kilometer koopplezier, is het leegstand troef en zijn maar liefst elf winkelpanden dichtgeplakt. Ik noteerde vorige week de huisnummers 253, 251, 245, 239, 223, 220, 211, 208, 206, 203 en 190.
Geen koopplezier maar huurellende dus, en dat op een A-locatie in hartje centrum. Ligt dat aan Leiden? Nee, dat denk ik niet. Het zal het gevolg van de crisis zijn, en van de onstuitbare opmars van internet. Op doordeweekse dagen is het onrustbarend rustig op de Haarlemmerstraat, zelfs tijdens de wekelijkse koopavonden. En u kunt het zwartkijken noemen, maar het doorbreken van deze neerwaartse spiraal (minder winkels, minder klanten, nog minder winkels, nog minder klanten…) begint toch echt met het onderkennen van het probleem, niet met het te onderschatten.