Een debat op 14 februari… Nu politici tv-debatten al laten schieten omdat ze liever carnaval vieren, vond ik de timing van het Stadsdebat in de Breezaal van de Stadsgehoorzaal wat aan de gewaagde kant. Uit liefde voor onze stad besloten mijn vrouw en ik (samen, dat wel – het was tenslotte Valentijnsdag) toch maar te gaan, maar waar we een politiek debat over de toekomst van Leiden verwacht hadden – ook de burgemeester was van de partij -, belandden we in iets wat het midden hield tussen een toneelstuk, improvisatietheater, een debatwedstrijd en dromerige luchtfietserij.
Het had vooral iets heel liefs allemaal, maar al was er een handjevol lokale politici aanwezig, met Leidse politiek had het weinig te maken. In deels ingestudeerde nepdebatten rond nogal bizarre onzinstellingen (ik klink opeens als een kruising tussen Trump en Wilders, merk ik) ging het over een utopische en imaginaire stad waarin buitenspelen en burenhulp verplicht werden gesteld en waarin uitsluitend voedsel uit de regio werd geconsumeerd. Help! dacht ik soms. En: Mag ik buiten gaan spelen? Want wie schoot hier iets mee op? En wat dan precies?
Het onbetwiste hoogtepunt van de avond was het slotlied. En dat klinkt cynischer dan ik het bedoel, want de tekst van ‘Je weet nooit waar of wanneer’ was écht heel mooi. Het was een door PS Theater op muziek gezet gedicht van een Leidse dakloze, Glenn ‘L’ Parami, die zijn gedichten huis-aan-huis aan de man brengt. Vorige maand stond deze straatdichter ook bij uw huis-aan-huiscolumnist voor de deur. Ik scheepte hem af met wat kleingeld en zei dat hij zijn gedicht mocht houden. Daar had ik toen ik dit lied hoorde spijt van, zoals ik er heel misschien ooit ook nog weleens spijt van krijg dat ik me niet wat vaker durf over te geven aan dromerige luchtfietserij.