Maandelijks archief: mei 2017

Uit het leven

Was het toeval, dat de Leidse politie uitgerekend op de warme woensdag dat onze lieve stad op indrukwekkende wijze afscheid nam van zijn ereburger Aad van der Luit een verhaal naar buiten bracht dat zo uit een van zijn columns had kunnen komen? Een wijkagent – Aad had hem ongetwijfeld al gekend toen hij nog in de luiers zat: ‘toen al geen licht, een goeie jongen, maar het buskruit zou hij nooit uitvinden’ – kreeg een melding dat er een lokfiets was ontvreemd. Het GPS-signaal wees uit dat hij de fietsendief op de hielen moest zitten!

De diender zette zijn politiebusje aan de kant en keek eens goed om zich heen. Hij zag geen fietsers, alleen een bestelbusje. Het duurde even voor het kwartje viel, maar toen zag hij dan toch het licht: de gestolen tweewieler stond natuurlijk achter in dat busje! De agent aarzelde geen moment, zette de achtervolging in en gaf de chauffeur het stopteken. Via de porto kreeg hij door dat de GPS-coördinaten overeenkwamen met zijn locatie. Een heterdaadje, dat kon niet missen! De bestuurder van de bestelbus hield zich vakkundig van de domme en opende desgevraagd schouderophalend de deuren van zijn bus. In de laadruimte lag en stond van alles, maar geen fiets… Verbijsterd sjokte de wijkagent terug naar zijn eigen bus en gaf door dat hij de lokfiets niet had aangetroffen. De centrale checkte nogmaals de GPS-positie en vroeg de agent zijn ogen nog een keer goed de kost te geven. En pas toen viel ook het tweede kwartje: de fiets had al die tijd al achter in de politiebus gestaan!

Het is zo’n uit het leven gegrepen verhaal dat zich laat vertellen als een mop, met heel veel uitroeptekens. De columns van Aad stonden er vol mee, en als eerbetoon waag ik me deze week in míjn column voor één keertje op zijn terrein. Leiden mist je, Van der Luit!

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Heimwee en verlangen (2)

In mijn column van vorige week biechtte ik u op dat ik De Lakenhal mis. En daarin bleek ik niet de enige! Het museum mag dan nog zeker twee jaar gesloten zijn, de collectie hoeven we gelukkig niet helemaal te missen: die is vrijwel in zijn geheel online te bekijken op de website lakenhal.nl, en een aantal topstukken is tijdelijk in musea in Dordrecht, Den Haag en Amsterdam te bewonderen. Ook de jongste aanwinst, de abstracte Contra-compositie VII van Theo van Doesburg, hangt vanaf vandaag in het Rijksmuseum.

Anderhalve week geleden was dit diagonale olieverfdoek voor één dag in Leiden te zien, in de Burgerzaal van het Stadhuis. De lijst oogde wat smoezelig, de voor De Stijl zo kenmerkende primaire kleuren wat mat, maar wat mij vooral tegenviel was de belangstelling voor deze aankoop van bijna 2 miljoen. Het was extreem rustig deze zaterdagmiddag. Het jaar van De Stijl – het tijdschrift van deze stroming werd precies een eeuw geleden door Van Doesburg in Leiden opgericht – lijkt anders dan in bijvoorbeeld Den Haag ook nog steeds nauwelijks te leven in onze stad. Ik hoop van harte dat daar met de openluchtexpositie van De Lakenhal bij de Pieterskerk vanaf volgende week verandering in komt.

Het is natuurlijk goed dat het gesloten museum dit soort activiteiten blijft ontplooien, maar net als de eerdere expositie in het LUMC zal ook die gratis tentoonstelling rond De Stijl het echte Lakenhal-gevoel niet terugbrengen, ben ik bang. Misschien dat dat op zondag 11 juni tijdens de Grote Kunst Show bij de overburen aan de andere kant van de Oude Vest wél lukt. Als u De Lakenhal net zo mist als ik: voor alle drie de voorstellingen die dag in de Leidse Schouwburg – over tien topstukken uit de collectie van het museum – zijn nog altijd volop kaarten beschikbaar.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Heimwee en verlangen

Opeens bekroop het me: heimwee naar de Lakenhal. Naar het even naar binnen glippen met mijn Museumkaart voor een snelle inspectieronde langs de vertrouwde opstelling, om dan toch altijd weer nieuwe dingen te ontdekken in de schilderijen die ik er al jaren weet te hangen. Toen ik begin deze maand langs het gesloten pand aan de Oude Vest liep, realiseerde ik me voor het eerst dat het museum zoals ik dat al sinds mijn kinderjaren ken, nooit meer terugkeert.

‘Het laatste oordeel’ (1527) van Lucas van Leyden is zo’n vertrouwd schilderij. De Nachtwacht van de zestiende eeuw wordt het wel genoemd. Als kind bezorgde het rechterpaneel me nachtmerries. Het was een bijzondere ervaring om dit drieluik nu terug te zien in de Eregalerij van het Rijksmuseum, vlakbij de échte Nachtwacht. ‘Te gast uit Leiden | Our guest from Leiden’ staat er op de grijze muur naast het uitgeleende Leidse altaarstuk.

Van een afstandje keek ik toe. Busladingen gejaagde Aziaten, de ene snelle selfie na de ander. In Amsterdam wordt de triptiek dagelijks door meer bezoekers bewonderd dan in Leiden in een maand, schatte ik in. Leuk voor Lucas! Elders in het Rijks trof ik nog een werk uit de Lakenhal aan: ‘Bloemen en bladeren’ (1888) van Floris Verster. Dit doek stemde als altijd weemoedig, maar tegelijk maakte het gevoel van heimwee plaats voor verlangen naar de lente van 2019 en de opening van het nieuwe museum. Hierin zal ook een ereplaats zijn ingeruimd voor de pas aangekochte ‘Contra-compositie VII’ (1924) van Theo van Doesburg. Zaterdag was deze nieuwe aanwinst voor het eerst te zien in de Burgerzaal van het Stadhuis, waarna ook dit doek tijdelijk naar Amsterdam verhuist. In het kader van ‘rust is je redding’ (rust zacht, Aad!): zullen we het daar volgende week nog even rustig over hebben?

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Nomen est omen

Met bijna 700 pagina’s en 30.000 achternamen is de kans groot dat ook uw naam in het onlangs verschenen boek ‘Leienaars’ wordt geduid. Deze omvang suggereert compleetheid, en de flaptekst doet daar nog een schepje bovenop: de behandelde namen zijn niet per se typisch Leids en komen ook buiten Leiden voor. In die zin zou je dit lijvige lexicon van Piet van Sterkenburg veel te dik kunnen noemen. Het was in mijn ogen stukken interessanter geweest Jansen, De Jong en De Vries buiten beschouwing te laten en het te houden en uitvoeriger stil te staan bij familienamen die in onze stad bovengemiddeld of zelfs nagenoeg exclusief voorkomen.

Anderzijds is compleetheid een nobel streven, zoals het ook te prijzen valt dat met korte biografietjes van beroemde ‘Leienaars’ en heel veel plaatjes geprobeerd is van dit boek meer te maken dan een gortdroog onomasticon. Alleen ís het boek niet compleet. Verre van zelfs. Bijna terloops wordt het in de inleiding vermeld: namen waar de samenstellers niets mee konden, zijn buiten beschouwing gelaten. En dus zullen de Leidse raadsleden Thasmasian, Köroğlu en Jermoumi en nog zo’n 20.000 Leidenaars van niet-westerse komaf (16% van de Leidse bevolking!) het boek tevergeefs openslaan. (Boudewijn) Büch staat er wel in, maar (Abdelkader) Benali, (Wibi) Soerjadi en zelfs een toch typisch Leidse naam als Huschka niet, omdat de expertise om deze exotische namen te duiden ontbreekt. Tsja…

Of het nu veel te dik en te veelomvattend, of toch juist nog te dun en te beperkt is, ‘Leienaars’ is een heerlijk bladerboek. Want ja, natuurlijk is het leuk om al grasduinend te ontdekken dat de achternaam van de door faillissementen geplaagde horeca-ondernemer Ben Luykx is afgeleid van de patroonheilige van de deurwaarders. Nomen est omen, zoals dat dan heet.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Gekrompen

Hoewel hij van alle kanten weer in volle glorie te bewonderen was, stond molen De Valk er vorige week een beetje verloren bij. Niemand leek oog te hebben voor de bijna 300 jaar oude stellingmolen, want hoe onzichtbaar ook: er was op de Lammermarkt een nieuwe ster aan het firmament, en die eiste alle aandacht voor zich op. De open dag op zondag leverde zelfs lange wachtrijen op.

‘Wat denk je te gaan zien?!’ vroeg iemand zich af die daar op Twitter het hare van dacht. ‘Been there, done that,’ twitterde ik terug, nadat ik via de zeven verdiepingen van de gloednieuwe parkeergarage in de historie van Leiden was afgedaald. Is het raar, dat je zo’n nieuwe aanwinst voor de stad wil zien zodra-ie klaar is? In Leiden niet, denk ik – en de 8000 andere belangstellenden dachten er volgens mij precies hetzelfde over. Want wat is-ie mooi geworden! Al dat oranje is naar mijn smaak iets te dominant (het is niet elke dag Koningsdag) en een belangrijk jaar als 1574 zou ik in de tijdlijn op de grond gemarkeerd hebben, maar de kunst aan de muur mag er zijn. De twaalf klare-lijn-achtige tekeningen van Tom van der Heiden zijn lekker Leids en herkenbaar (tip: maak er een kalender van!). En we hebben ook weer iets om trots op te zijn, want onze ondergrondse garage is de allerdiepste van het land.

Maar terug naar de De Valk, die dus wat in zijn wiek geschoten leek door alle aandacht voor zijn nieuwe, laag-bij-de-grondse buurman. Zelfs de traditionele rood-wit-blauwe decoratie boven de omloop stemde dit jaar aanvankelijk wat treurig: alleen rood en wit, en die twee doeken wekten ook nog eens de indruk dat ze te heet gewassen en dus gekrompen waren. Nog net op tijd voor Koningsdag kwam het toch nog goed en stond de mooie molen er weer feestelijk en als vanouds vorstelijk bij. Gelukkig maar!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column