Van Groningen tot Heerlen en van Rotterdam tot Deventer: in zeker twintig Nederlandse gemeenten is er een Jan Steenstraat. Amsterdam heeft er twee: een eerste en een tweede, en zelfs op Sint Maarten, in Paramaribo en in een suburb van Johannesburg vindt u een Jan Steen Street. In Leiden, de stad waar de schilder woonde, werkte en een kroeg runde – waar hij kortom in 1626 geboren en in 1679 begraven werd, is Steenstraat noch Steenschuur naar hem genoemd. Acht schilderijen in de Lakenhal en een fantasieloze gevelsteen aan de Langebrug, daar moet Jan Havickszoon Steen het hier mee doen.
Goed, zo wereldberoemd als zijn tijd- en stadgenoot Rembrandt is hij niet – dat is ook slechts weinigen gegeven. Maar met werk in de collecties van het Rijks, het Louvre, de Hermitage en het Metropolitan is de Leidenaar toch onmiskenbaar een grote meester, die in tegenstelling tot collega Van Rijn zijn stad ook in zijn werk vastlegde. Het Städel in Frankfurt bezit een fraai doek waarop de Vismarkt te zien is, en een levendig kroegtafereel bij De Vliet kwam in Stuttgart terecht. Het door Steen vereeuwigde eerste eeuwfeest van Leidens Ontzet bevindt zich in de collectie van het Louvre, en ook in New York zou zich een 3-oktobertafereel van zijn hand moeten bevinden.
Het is verleidelijk te roepen dat deze op en top Leidse schilderijen ‘natuurlijk’ in De Lakenhal zouden moeten hangen, maar met een Egyptische tempel in Oudheden en de uitheemse collectie van Volkenkunde in gedachten is dat een nogal lastig vol te houden statement. En eerlijk: met slechts één lullige steen voor Steen kunnen we daar ook moeilijk aanspraak op maken. Alleen daarom al, maar ook omdat hij het verdient, zou Jan Steen hier veel meer aandacht moeten krijgen, met een beeld of op zijn minst een straatnaambordje.