‘Veel bomen stonden te kwarren,’ las ik vorige maand in het Leidsch Dagblad. Kwarren, oei! Da’s natuurlijk voor niemand leuk, dacht ik nog voor ik het woord had opgezocht. De redactie van de Van Dale leek de definitie van kwarren al decennia ongemoeid te hebben gelaten: ‘Te velde staan zonder noemenswaard te groeien, maar ook zonder dood te gaan,’ leerde het lijvige lexicon me. Iets met voltooid leven dus, maar dan bij gewassen. Het krantenbericht ging over de struweelzone rond molen De Valk (struweel: nog zo’n heerlijk vergetelwoord!). Een ontwerp van tuinarchitect Piet Oudolf had rigoureus korte metten gemaakt met het kwarrende groen op de molenterp.
Tijdens de bouwvak lag de inrichting van het evenementenplein (of wordt het nu toch een park?) rond de molen even stil, maar de contouren van paden en groenzones zijn al duidelijk waarneembaar. Meer dan 2,2 miljoen euro kost de aanleg van dit nieuwe park (of plein dus) volgens een inmiddels verdwenen projectbord, waarop dit bedrag overigens om onduidelijke redenen was afgeplakt. De molenterp maakt deel uit van het ‘plark’, dat op zijn beurt weer deel uitmaakt van het Singelpark. En of het nu een plein of een park wordt: volgens mij wordt het prachtig!
De tijd van kwarren is sowieso voorbij in onze binnenstad: het wordt er steeds mooier, maar daarvoor moet er ook gehakt worden. En waar gehakt wordt, daar wordt gemopperd. Alsof die Oudolf de eerste de beste is die het zomaar op een snoeien zet, zijn er altijd weer betweters die menen dat de molenterp in tact had moeten blijven. De internationaal vermaarde tuinarchitect ontwierp onder meer de High Line en de Gardens of Remembrance in New York, en nu dus ook het plark op het dak van onze ondergrondse parking. En dan weet je: het kost een paar centen, maar dan heb je ook wat!