GO en goh

Ik dacht eigenlijk dat Pokémon GO, dé hype van vorige zomer, een stille dood gestorven was, maar wereldwijd blijken maar liefst 12 miljoen gebruikers dit spel nog dagelijks te spelen. Vorige week liep er opeens weer een grote groep hunters door mijn wijk. Een stevige zomerbui trotserend tuurden ze naar de bedruppelde schermen van hun op krachtige powerbanks aangesloten smartphones. In een nieuwe versie van de game zijn door met een grote groep op jacht te gaan ook in Leiden weer talloze nieuwe virtuele wezentjes te vangen, vandaar.

Ook Erfgoed Leiden en Omstreken heeft de jacht geopend, en in het project Lens op Leiden wordt ook u uitgedaagd. Niet om in de straten van onze stad op fantasiediertjes te jagen, maar om maar liefst 90.000 foto’s uit de collectie van het archief een plek op de kaart van Leiden te geven. Als twee deelnemers dezelfde locatie hebben gemarkeerd, wordt de foto voor iedereen zichtbaar op een digitale plattegrond. GO! dacht ik. Het was toch hondenweer…

Ik googelde de website, maakte een account aan en kreeg een zwart-witfoto van een geveltje aan het Noordeinde te zien. Niet dat ik het direct herkende, maar dat stond erbij, inclusief het huisnummer. Ik opende Google Streetview voor de exacte locatie, markeerde het camerastandpunt en de kijkhoek op de kaart van Leiden en kweet mij zo van mijn nobele maar nu niet bepaald spannende taak. Volgende! Opnieuw het Noordeinde. Het pandje ernaast. En daarna het volgende pand, en toen het geveltje daarnaast. Goh… Zoals het Pokémon GO-virus mij nooit te pakken heeft gekregen, zag ik ook hier niet echt de lol van in. Ik logde uit en sloot mijn pc af. Het was intussen droog en de zon scheen. Doelloos slenterde ik door de langzaam opdrogende binnenstad. Leiden ‘in real life’: mooier dan de mooiste foto.

Advertentie

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Ja ja…

Politiek Leiden gaf eerder aan zich grote zorgen te maken over de lokale journalistiek. Ja ja, dacht ik dus, toen de gemeenteraad pal voor het zomerreces bij meerderheid een voorstel aannam dat de Leidse huis-aan-huisbladen definitief de nek omdraait. Want als u deze column wilt blijven lezen, moet u dat binnenkort actief met een sticker op uw brievenbus kenbaar maken. Geen sticker wordt als de huidige nee-nee-sticker geïnterpreteerd. De gevolgen voor deze krant en voor het Leids Nieuwsblad, met daarin de Stadskrant van de gemeente zelf, laten zich raden: kleinere oplages, dalende advertentie-inkomsten en een wisse dood.

Mijn collega-columnist op deze pagina, Dick de Vos, lijkt minder gehecht aan zijn krant en aan zijn column dan ik, want uitgerekend hij was het die dit voorstel namens zijn Partij voor de Dieren indiende. ‘Wie een gratis krant wil ontvangen, moet dat aangeven,’ aldus De Vos in de toelichting op zijn aangenomen ‘opt-in-motie’. In Amsterdam – dat als lichtend voorbeeld diende, maar waar de invoering van de ja-ja-sticker nadat de reclamebranche naar de rechter stapte al maanden op zich laat wachten – blijven huis-aan-huis verspreide kranten als deze opvallend genoeg trouwens buiten schot: bij hoofdstedelingen met een stickerloze brievenbus mogen gratis kranten wél worden bezorgd.

Deze krant wordt duurzaam gedrukt op gerecycled papier met FSC-keurmerk, en de uitgever doet er alles aan de mogelijke milieu-effecten van de verspreiding van dit nieuwsblad tot een minimum te beperken. Blijkbaar is dat niet genoeg en is de stad beter af als het Leidse medialandschap nog verder wordt uitgehold. Denkt u daar net als ik anders over? Weet dan dat de gewraakte ja-ja-sticker nu al online te bestellen is. Ik zeg: doen, en plak ‘m op uw brievenbus voor het te laat is!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Muzikaal menu

Het is zoals u weet niet mijn gewoonte om in deze column bij elk nieuw Leids restaurant stil te staan. Daarvoor is het verloop in de lokale horeca toch net iets te groot en gebeurt er ook op andere fronten te veel in onze mooie stad. Maar begin deze maand opende Brasserie Bos zijn deuren aan de Oude Rijn, en de formule van dit fonkelnieuwe restaurantje is naar mijn smaak dermate bijzonder – en niet alleen voor Leiden! – dat ik deze editie van Steeksleutels er graag aan wijd.

Vijfendertig couverts, dus kleinschalig en persoonlijk, een al net zo compacte kaart, Franse keuken, middensegment… tot zover nog weinig bijzonders. Maar wie, zoals ik, behalve van lekker eten ook van goede popmuziek houdt, moet er zeker een keertje reserveren. Want elke avond speelt er tijdens het eten een band, en afgaande op het muzikale menu van de eerste twee weken betreden niet de minsten het kleine podium van deze brasserie. Het zijn de beste sessiemuzikanten en vocalisten uit de Nederlandse popscene, die veelal achter de schermen hun brood verdienen.

Om de toon te zetten speelde tijdens de opening de deels Leidse 10-mansformatie The Royal Dutch Scam op de terrasboot van de brasserie de sterren van de hemel. Muzikanten uit de band van Borsato en het Metropole Orkest, die wel raad weten met het listige repertoire van Steely Dan en Donald Fagen, zetten een set neer die naar meer smaakte. Het lijkt me een behoorlijke uitdaging om zes avonden per week muziek van dit kaliber te programmeren, en ook vraag ik me af in hoeverre muziek en meals elkaar tijdens zo’n intieme dinnershow versterken of juist in de weg zitten. Er is natuurlijk maar één manier om daar achter te komen, en dat is de proef op de som nemen. Ik ben er lekkerbek, muziekliefhebber en bovendien nieuwsgierig genoeg voor.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Kansloos

Hoewel het verschraalde Leidse medialandschap een punt van lokale politieke zorg is, gebeurt er in onze stad vrijwel niets wat niet door de kranten en nieuwssites wordt opgepikt. Eind mei berichtten diverse media over een door anonieme ‘echte Leidenaren’ gestarte petitie tegen de ‘foeilelijke’ nieuwbouw van museum de Lakenhal. De gemeenteraad en de burgers hadden ‘slaapgedrag’ vertoond, aldus de plots wakker geschrokken initiatiefnemers, die via petities.nl een nieuw ontwerp en een referendum hoopten af te dwingen.

‘Mijn hemel, je hoeft toch niet overal verslag van te doen?’ verzuchtte ik hardop toen ik dit bizarre bericht las. Want wát een bij voorbaat kansloos verhaal was dit! Wie hadden er nou zitten slapen en waren op zijn zachtst gezegd een tikje laat met hun op niet meer dan smaak gebaseerde gezemel? Voor de nieuwbouw van start ging was er alle tijd om via de gebruikelijke procedures bezwaar te maken, en zowel het museum als de gemeente had daarin ook de nodige hobbels moeten nemen. Zo viel de aannamesom een miljoen of drie hoger uit dan begroot en was er een hoop gesteggel over het al dan niet verplaatsen van de monumentale Joristrap.

Zelf weet ik eerlijk gezegd ook nog niet of ik wel zo enthousiast ben over die nogal uitgesproken, pompeuze, witte achtergevel, maar toen de Eifeltoren gebouwd werd, liep de gemiddelde Parisien ook niet juichend door de straten. Soms mag architectuur best een beetje omstreden zijn en heeft het wat tijd nodig om op zijn plek te vallen, zo leert de geschiedenis. En soms moet je je als burger misschien ook niet overal tegenaan willen bemoeien. Want die petitie? Dat is inderdaad een kansloos verhaal gebleken. In iets meer dan een maand hebben welgeteld 22 boze burgers dit lachwekkende verzoekschrift ondertekend. Ik vind het nog veel!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Stad van Steen

Van Groningen tot Heerlen en van Rotterdam tot Deventer: in zeker twintig Nederlandse gemeenten is er een Jan Steenstraat. Amsterdam heeft er twee: een eerste en een tweede, en zelfs op Sint Maarten, in Paramaribo en in een suburb van Johannesburg vindt u een Jan Steen Street. In Leiden, de stad waar de schilder woonde, werkte en een kroeg runde – waar hij kortom in 1626 geboren en in 1679 begraven werd, is Steenstraat noch Steenschuur naar hem genoemd. Acht schilderijen in de Lakenhal en een fantasieloze gevelsteen aan de Langebrug, daar moet Jan Havickszoon Steen het hier mee doen.

Goed, zo wereldberoemd als zijn tijd- en stadgenoot Rembrandt is hij niet – dat is ook slechts weinigen gegeven. Maar met werk in de collecties van het Rijks, het Louvre, de Hermitage en het Metropolitan is de Leidenaar toch onmiskenbaar een grote meester, die in tegenstelling tot collega Van Rijn zijn stad ook in zijn werk vastlegde. Het Städel in Frankfurt bezit een fraai doek waarop de Vismarkt te zien is, en een levendig kroegtafereel bij De Vliet kwam in Stuttgart terecht. Het door Steen vereeuwigde eerste eeuwfeest van Leidens Ontzet bevindt zich in de collectie van het Louvre, en ook in New York zou zich een 3-oktobertafereel van zijn hand moeten bevinden.

Het is verleidelijk te roepen dat deze op en top Leidse schilderijen ‘natuurlijk’ in De Lakenhal zouden moeten hangen, maar met een Egyptische tempel in Oudheden en de uitheemse collectie van Volkenkunde in gedachten is dat een nogal lastig vol te houden statement. En eerlijk: met slechts één lullige steen voor Steen kunnen we daar ook moeilijk aanspraak op maken. Alleen daarom al, maar ook omdat hij het verdient, zou Jan Steen hier veel meer aandacht moeten krijgen, met een beeld of op zijn minst een straatnaambordje.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Huishouden

Ik zal niet beweren dat ons huishouden er eentje van Jan Steen is, maar er zijn zo van die klussen die bij ons blijven liggen tot een van ons het echt niet langer meer kan aanzien. De ramen zemen bijvoorbeeld. Het grote voordeel van ons uitstelgedrag is wel dat je, als die klus dan toch geklaard is, optimaal eer van je noeste arbeid hebt. Want hoe heerlijk is het om door de dakramen de blauwe lucht weer te kunnen zien, als je de vastgekoekte meeuwenpoep er net met een plamuurmes van af hebt gebikt? Jammer alleen dat die Leidse meeuwen er wat hun sanitaire stops betreft een grote voorkeur voor streeploos gezeemde dakramen op na lijken te houden.

Iets anders wat steevast blijft liggen – of beter: blijft staan – is het woekerende onkruid voor ons huis. Er waren tijden dat de gemeente dat van onze stoep kwam verwijderen, mijmerde ik (terwijl het langzaam tot me doordrong dat ik deze stille wedloop met mevrouw Tjan eerloos dreigde te gaan verliezen). Lange tijd werd dat gedaan met gif, tot de terechte protesten daartegen echt niet meer te negeren waren, daarna met een motormaaiertje. Kwam je thuis, was er flink huisgehouden en zat echt alles onder het weggemaaide groen. Vanaf het bankje van de overburen – op het zuiden, dus lekker in het zonnetje – overzag ik ons oerwoud. Werk aan de winkel, of ik dat nu wilde of niet!

Als in een sprookje zoemde er juist op dat moment een koddig, elektrisch blauw karretje achteruit ons straatje in. Twee prinsen in oranje hesjes stapten uit, rolden twee slangen uit en gingen de ongewenste begroeiing te lijf. Onkruid mag dan de reputatie hebben niet te vergaan, maar tegen CO2-neutraal aan de kook gebracht water bleek het woekergroen toch echt niet opgewassen. Wat een slimme, milieubewuste en bovendien effectieve manier! Binnen een kwartiertje was het in ons straatje wat onkruid betreft een dode boel, die alleen nog maar even opgeruimd hoefde te worden. Van die taak kweet ik me graag, want als gezegd: ik zal niet beweren dat ons huishouden er eentje van Jan Steen is. En dat brengt me op de lezersvraag van deze week: wat weet u eigenlijk van deze zeventiende-eeuwse schilder? U heeft een week de tijd om zich in te lezen, maar kunt ook gewoon mijn Steeksleutels van volgende week afwachten. Dan zet ik deze Leidse meester namelijk een keertje in het zonnetje. Iemand moet het doen, nietwaar? Net als ramen zemen en onkruid wieden…

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

T. rexit

Heel even leek dit een wel heel geruisloze transfer te worden: een week geleden trof u deze column nog aan in de allerlaatste editie van het Witte Weekblad, en nu duikt hij alweer op in de allereerste van De Leydenaer. Maar op de valreep bleek er wat meer ruimte beschikbaar te zijn, en als ik die dan tóch heb, wil ik die deze eerste week graag gebruiken om de uitgever en de redactie heel veel succes te wensen met deze voor Leiden totaal nieuwe krant! Tot zover de inleidende beschietingen, hoogste tijd nu om met Steeksleutels nummertje 538 over te gaan tot de orde van de woensdag. Komt-ie aan…

Vorige week, op een mooie pinksterdag, namen meer dan 1200 Leidenaars afscheid van Trix. Voor de gelegenheid was de toegang gratis en was er limonade en taart. Een druk bezocht uitzwaaifeestje dus, want Trix de T. rex gaat op reis. Via Salzburg, waar zij al vanaf volgende week dinsdag te zien is, naar Barcelona, en dan verder naar Parijs en de Chinese entertainmentstad Macau. De afgelopen negen maanden trok de expositie T. rex in Town op de kop af 293.214 bezoekers. Volgens rekenmeesters, zakjapanners en citymarketeers die het weten kunnen, leverde Trix haar nieuwe thuisstad direct en indirect zo’n 3 miljoen euro op.

Zelf had ik een week eerder al afscheid genomen. In alle rust, want Trix’ laatste dinsdag in haar tijdelijke onderkomen in het Pesthuis had ik haar helemaal voor mij alleen. Het was de derde keer dat ik haar bezocht en opnieuw was ik onder de indruk. Van haar kolossale omvang, van haar respectabele leeftijd… Dat dit zeldzaam goed geconserveerde fossiel nu onlosmakelijk met Leiden verbonden is, stemde me trots. ‘We gaan haar wel missen hoor,’ zei de zichtbaar minstens zo trotse medewerkster van Naturalis die mijn e-ticket controleerde. ‘Ja, dat kan ik me voorstellen,’ zei ik. ‘Bliep!’ zei haar handscanner.

En ja, we zullen haar hier nu inderdaad anderhalf jaar moeten missen. Dat lijkt best lang, maar voor de 66 miljoen jaar oude Tyrannosaurus rex stelt het allemaal niet zo heel veel voor. Ik hoop dat Trix tijdens haar wereldreis af en toe nog wat van zich laat horen. Intussen hebben wij hier mooi even de tijd om een spetterend Back Home-feest te organiseren. Begin 2019 zou de nieuwbouw van Naturalis klaar moeten zijn, en natuurlijk krijgt Trix daar de ereplek die ze verdient en die ze dan ook niet meer zal verlaten. Voor altijd in Leiden. Mooi toch?

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Bienvenida

Leiden werkt aan de toekomst. De Catharinasteeg is nog niet eens opgeleverd, de inrichting van de Lammermarkt nog in volle gang en de bouw van de parkeergarage aan de Garenmarkt nog maar net begonnen, maar toch zijn de schoppen inmiddels de grond in gegaan voor alweer de volgende rigoureuze ingreep in de Leidse binnenstad: de herinrichting van de Haarlemmerstraat. Al bijna anderhalf jaar is ter hoogte van drogisterij Boerhaave te zien hoe het gaat worden. Rode klinkers, de suggestie van twee trottoirs en aan één zijde klassieke lantaarnpalen. In één woord: smaakvol. Nog tot en met eind november moet er in en rond de belangrijke winkelstraat rekening worden gehouden met werk in uitvoering.

Langs de Hartebrugkerk, op de Lange Mare, komt een middenberm van kiezels met aan weerszijden bomen, zoals op de Hooglandse Kerkgracht – wat mij betreft de mooiste straat van Leiden, dus ook dat juich ik van harte toe. Het is alleen te hopen dat deze strook ook op drukke zaterdagen een wandelpromenade blijft, en als het druk is in de stad niet, zoals de Mare nu, in een overvolle en rommelige fietsenstalling verandert.

Maar dat is nog niet alles. Tegenover C&A maakt een rijtje panden op korte termijn plaats voor een compleet nieuw blok, dat doorloopt tot aan de Stille Rijn. Hier zal, zoveel lijkt intussen wel zeker, de Spaanse modewinkel ZARA haar intrek nemen. Deze Inditex-dochter, die onlangs bekendmaakte haar Europese distributiecentrum in Lelystad te vestigen, speelde al een tijdje hard to get met onze stad, maar komt nu dan dus toch naar Leiden. Voor het eerst sinds 1574 wordt de komst van Spanjaarden hier met gejuich ontvangen, en dat lijkt me terecht: een grote vestiging van deze succesvolle keten is voor het Leidse winkelaanbod gewoon heel erg goed nieuws. Bienvenida dus!

1 reactie

Opgeslagen onder Column

Uit het leven

Was het toeval, dat de Leidse politie uitgerekend op de warme woensdag dat onze lieve stad op indrukwekkende wijze afscheid nam van zijn ereburger Aad van der Luit een verhaal naar buiten bracht dat zo uit een van zijn columns had kunnen komen? Een wijkagent – Aad had hem ongetwijfeld al gekend toen hij nog in de luiers zat: ‘toen al geen licht, een goeie jongen, maar het buskruit zou hij nooit uitvinden’ – kreeg een melding dat er een lokfiets was ontvreemd. Het GPS-signaal wees uit dat hij de fietsendief op de hielen moest zitten!

De diender zette zijn politiebusje aan de kant en keek eens goed om zich heen. Hij zag geen fietsers, alleen een bestelbusje. Het duurde even voor het kwartje viel, maar toen zag hij dan toch het licht: de gestolen tweewieler stond natuurlijk achter in dat busje! De agent aarzelde geen moment, zette de achtervolging in en gaf de chauffeur het stopteken. Via de porto kreeg hij door dat de GPS-coördinaten overeenkwamen met zijn locatie. Een heterdaadje, dat kon niet missen! De bestuurder van de bestelbus hield zich vakkundig van de domme en opende desgevraagd schouderophalend de deuren van zijn bus. In de laadruimte lag en stond van alles, maar geen fiets… Verbijsterd sjokte de wijkagent terug naar zijn eigen bus en gaf door dat hij de lokfiets niet had aangetroffen. De centrale checkte nogmaals de GPS-positie en vroeg de agent zijn ogen nog een keer goed de kost te geven. En pas toen viel ook het tweede kwartje: de fiets had al die tijd al achter in de politiebus gestaan!

Het is zo’n uit het leven gegrepen verhaal dat zich laat vertellen als een mop, met heel veel uitroeptekens. De columns van Aad stonden er vol mee, en als eerbetoon waag ik me deze week in míjn column voor één keertje op zijn terrein. Leiden mist je, Van der Luit!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column

Heimwee en verlangen (2)

In mijn column van vorige week biechtte ik u op dat ik De Lakenhal mis. En daarin bleek ik niet de enige! Het museum mag dan nog zeker twee jaar gesloten zijn, de collectie hoeven we gelukkig niet helemaal te missen: die is vrijwel in zijn geheel online te bekijken op de website lakenhal.nl, en een aantal topstukken is tijdelijk in musea in Dordrecht, Den Haag en Amsterdam te bewonderen. Ook de jongste aanwinst, de abstracte Contra-compositie VII van Theo van Doesburg, hangt vanaf vandaag in het Rijksmuseum.

Anderhalve week geleden was dit diagonale olieverfdoek voor één dag in Leiden te zien, in de Burgerzaal van het Stadhuis. De lijst oogde wat smoezelig, de voor De Stijl zo kenmerkende primaire kleuren wat mat, maar wat mij vooral tegenviel was de belangstelling voor deze aankoop van bijna 2 miljoen. Het was extreem rustig deze zaterdagmiddag. Het jaar van De Stijl – het tijdschrift van deze stroming werd precies een eeuw geleden door Van Doesburg in Leiden opgericht – lijkt anders dan in bijvoorbeeld Den Haag ook nog steeds nauwelijks te leven in onze stad. Ik hoop van harte dat daar met de openluchtexpositie van De Lakenhal bij de Pieterskerk vanaf volgende week verandering in komt.

Het is natuurlijk goed dat het gesloten museum dit soort activiteiten blijft ontplooien, maar net als de eerdere expositie in het LUMC zal ook die gratis tentoonstelling rond De Stijl het echte Lakenhal-gevoel niet terugbrengen, ben ik bang. Misschien dat dat op zondag 11 juni tijdens de Grote Kunst Show bij de overburen aan de andere kant van de Oude Vest wél lukt. Als u De Lakenhal net zo mist als ik: voor alle drie de voorstellingen die dag in de Leidse Schouwburg – over tien topstukken uit de collectie van het museum – zijn nog altijd volop kaarten beschikbaar.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Column