Als je wasmachine of tv het niet meer doet, dan zet je het ding op de stoep. En wanneer iemand z’n werk niet doet, wordt hij of zij vroeg of laat op straat gezet. Stoep en straat zijn dus bij uitstek de plaatsen waar je zaken of personen aantreft die niet doen wat ze eigenlijk zouden moeten doen. In dat licht is het dus niet zo gek dat de wegwijzers van de Leidse Loper deel uitmaken van ons straatbeeld. Net als defecte apparaten en ontslagen nono’s doen ze immers niet wat ze horen te doen. De weg wijzen, in hun geval.
Toen de prijzige wegwijzers in 2005 werden neergezet, wemelden ze van de fouten en leek de wandeling – die volgens de bordjes zo’n 110 minuten zou moeten beslaan – nog het meest op een eindeloze speurtocht. Hoewel toenmalig wethouder Alexander Geertsema, inmiddels zelf min of meer op straat gezet, anders wilde doen geloven, werden toeristen die de route probeerden te lopen herhaaldelijk het spreekwoordelijke bos in gestuurd. Kwalijker nog: de in diverse media opgesomde fouten werden nooit hersteld.
Nu twee jaar later het gros van de sleuteltjes van de palen is afgebroken, en veel van de bordjes door grapjassen een verkeerde kant op zijn gedraaid, zijn de wegwijzers net zo onbruikbaar geworden als de Stadsgehoorzaal tijdens een gemiddeld theaterseizoen – maar daarover een volgende keer meer. Met de zomer voor de deur moet deze Leidse Doodloper dus nodig eens kritisch worden bekeken. En als dat wederom teveel gevraagd is, laat het grofvuil de bordjes dan maar opruimen. Ze staan immers niet voor niets al een tijdje op de stoep.