Ergens tussen 3 oktober en mijn vakantie maakte ik een snel rondje langs de tijdelijke fototentoonstelling op de Hooglandse Kerkgracht, het plein voor de kerk en het Stadhuisplein. Het gros van de foto’s greep me niet – misschien omdat ik mezelf niet echt de tijd voor uitvoerige bespiegelingen gunde, maar naar mijn smaak nodigden de meeste werken daar ook nauwelijks toe uit. Ik nam me voor ze op een later moment nog eens te bekijken en daarna een column over deze alleen al qua opzet bijzondere openluchtexpositie te schrijven.
Het is nu een paar weken later. In het kader van een wat speelsere aanpak heb ik besloten me voor deze column te baseren op wat ik me van mijn eerste wandeling langs de 20 fotozuilen herinner. Een grote, donkere, treurige man met een pot augurken bijvoorbeeld. Deze winnende inzending beklijfde wel, maar deed me – net als foto’s van een gezette, blije vliegtuigspotter, vier nogal rommelige gezinstafereeltjes en vier ongebruikelijke huisdieren – vrij weinig. Ik blijk ook niet bepaald over een fotografisch geheugen te beschikken, want van de talloze portretten herinner ik me alleen een uitgestoken tong. En dan was er nog de serie met vakantieparken bij nacht die ik wel spannend vond.
Eigenlijk was er maar één zuil die me direct aansprak en waarvan ik me alle vier de foto’s ook nog helder voor de geest kan halen. Zelfs de naam van de fotograaf weet ik nog: Irene Cécile. Haar vier foto’s predikten een speelser leven – en laat ik daar met deze slecht gedocumenteerde, nogal losse, louter op herinneringen gebaseerde column eens een beginnetje mee maken. U en ik hebben nog een kleine week om de gratis tentoonstelling te bezoeken, bijvoorbeeld om vast te stellen in hoeverre ik mij door eerste indrukken en mijn geheugen in de luren heb laten leggen.