Op wat discussie over het verplaatsen van een trap na, verliep de aanloop naar de ingrijpende restauratie en uitbreiding van De Lakenhal voorbeeldig en veelbelovend. Maar vlak na het door het museum georganiseerde afscheidsweekend was hij er dan toch: de bij dit soort projecten schijnbaar onvermijdelijke kink in de kabel. De offertes van de aannemers die de klus zouden moeten klaren vielen vies tegen, en dat betekent uitstel.
Dat het Cuypersgenootschap nu zijn kans schoon ziet en de verplaatsing van de Joristrap, ondanks een duidelijke uitspraak van de Rijksbouwmeester, nogmaals ter discussie stelt, was te verwachten. Dat de Leidse PvdA-fractie een mogelijke verhoging van het budget nog dezelfde dag aangreep om het project wegens ‘niet mooi’ terug naar de tekentafel te sturen, vind ik bizar. Je mag van de geplande Efteling-gevel aan de Lammermarkt vinden wat je wilt, maar volgens mij zou smaak noch het gebrek daaraan aan de basis mogen liggen van een politieke afweging als deze.
Want wiens smaak is straks doorslaggevend? Zijn dat de persoonlijke voorkeuren van fractievoorzitter Gijs Holla? Is het de grootste gemene deler van wat de Leidse PvdA-kiezer mooi vindt? Moet moderne architectuur in het algemeen, en zeker als het om een museum gaat, niet per definitie gedurfd zijn en de tongen losmaken? Blijkt niet pas na jaren of nieuwbouw ‘passend’ is of niet? Is de bebouwing in de directe omgeving überhaupt de moeite waard en dus maatgevend bij het definiëren van het begrip ‘passend’, of wordt straks juist deze markante gevel, samen met bijvoorbeeld de roestige nieuwbouw van De Nobel, de nieuwe maatstaf? Zo maar wat vragen waarvan ik vind dat ook de PvdA-fractie zich die zou moeten stellen voor ze met oneigenlijke argumenten in de hand werkt dat van uitstel, afstel komt.