Op Werfpop had de organisatie afgelopen zondag drie jonge Japanners in laten vliegen om, als was het een oud ambacht, Leiden te laten horen hoe rockmuziek vroeger ook alweer klonk. Technisch best oké, maar van bezieling was geen sprake. Na drie nummers had ik het dan ook wel weer gehoord, en rustig wandelde ik van het festivalterrein naar de muziektent bij het theehuisje (rock ‘n’ roll!). Van een afstandje herkende ik hem uit duizenden – ik hoorde een Les Paul en een solo die nergens heen ging: de meest overschatte gitarist van de regio had blijkbaar weer een schnabbel. De daaropvolgende solo was echter messcherp en trefzeker, en dus – ik was nog steeds onderweg – begon ik toch weer te twijfelen.
Meestal slaat mijn stemming vrij snel om in mineur als ik de meest overschatte gitarist van de regio hoor spelen. Zelf lijkt hij in zijn solo’s, noch in zijn backing vocals, al te zwaar te tillen aan het verschil tussen mineur en majeur. ‘Yes sir!’ zegt hij na bijna elk nummer. ‘Nee man!’ denk ik nog veel vaker.
De meest overschatte gitarist van de regio bleek vanmiddag gitaarles te krijgen van Danny Lademacher. Ook niet direct een gitaargod, maar wel een gitarist met een enorme staat van dienst binnen de Nederpop. De leerling leek nog nerveuzer dan normaal. Speelde hij een ad lib, dan knalde Lademacher er in overdrive meedogenloos overheen. De meester maakte de meest overschatte gitarist van de regio achter zijn rug om volslagen belachelijk, door zijn blik en zijn houding in een onderonsje met de saxofonist schaamteloos te imiteren. Nee man! Zo ga je niet met je collega’s om, al heb je duizend keer een shot met Herman Brood gezet! De meest overschatte gitarist van de regio keek hulpeloos naar zijn wegwaaiende tekstvellen, en ik… kreeg zowaar medelijden met hem. Yes sir!